Examples of using "Euro" in a sentence and their dutch translations:
- Dat wordt dan 30 euro.
- Dat wordt dan dertig euro.
Ik heb nog 20 euro over.
- Het kaartje kost 100 euro.
- Het toegangskaartje kost honderd euro.
Dat is dan samen drie euro.
Het kost ongeveer dertig euro.
- Dat zal € 30,- kosten.
- Dat wordt dan 30 euro.
Dat zal € 30,- kosten.
- Dat zal € 30,- kosten.
- Dat wordt dan 30 euro.
- Dat wordt dan dertig euro.
Ik verdien €100 per dag.
En de export van landbouwproducten overtrof 92 miljard euro vorig jaar.
Vroeger, toen we nog guldens hadden, was alles veel goedkoper dan nu met de euro.
Als we het gebruiken om aardappels te planten, verdienen we tussen 7.000 en 8.000 euro per hectare.