Examples of using "Stazione" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ging naar het station.
- Ik ging naar het treinstation.
Je bent op het station.
Waar is het treinstation?
Waar is het treinstation?
We wonen dicht bij het station.
Waar is het treinstation?
- Het treinstation is dichtbij.
- Het station is dichtbij.
Ik ben in de buurt van het station.
- Ik stap uit op het volgende station.
- Op de volgende halte stap ik uit.
- Ik stap uit in het volgende station.
We wonen dicht bij het station.
We wonen dicht bij het station.
Ik ben pas aangekomen in het station.
Waar is het station?
Ik ging naar het station van Osaka.
Hoe laat kom je aan op het station?
Tom stapte op het verkeerde station uit.
Het station was verlaten.
We wonen dicht bij het station.
Weet jij waar het treinstation is?
Waar is het dichtstbijzijnde spoorwegstation?
We verbleven in een hotel voor het station.
- Waar is het dichtstbijzijnde treinstation?
- Waar is het dichtstbije station?
- Waar is het dichtstbijzijnde spoorwegstation?
Ze arriveerden al gauw op het maanstation.
Mijn huis staat in de buurt van het station.
Nee, dat is niet het station.
Waar is het dichtstbije station?
- Waar is het dichtstbijzijnde treinstation?
- Waar is het dichtstbijzijnde spoorwegstation?
Hoe lang duurt het om het station te bereiken?
Toen ik het treinstation uitging, zag ik een man.
Is er een bank in de buurt van het station?
Uit welk station vertrekt de trein?
Ik heb een vriend ontmoet op het station.
Het station is dichtbij.
Hoever is het van hier naar het station?
Is de bioscoop dicht bij het station?
Waarom ging Jane naar het station?
Deze trein stopt op alle stations.
John rende naar het station om de laatste trein te halen.
De trein stopte niet bij mijn station.
Kunt u me de weg naar het station wijzen?
De school is verder dan het station.
De trein stopt op elk station.
Waar ligt het Hakata station?
Waar is het dichtstbijzijnde politiebureau?
Waar is het dichtstbijzijnde metrostation?
- Hij was zo vriendelijk om me een lift naar het station te geven.
- Hij was zo vriendelijk om me met de auto naar het station te brengen.
Hoe kom ik aan het busstation?
Waar is het dichtstbijzijnde treinstation?
Onze school is dicht bij het station.
- Ik ken een tankstation niet zo ver van hier.
- Ik weet een benzinestation hier vlakbij.
Eenmaal op het station aangekomen, belde ik mijn vriend op.
Tokio station is de derde halte.
Zijn huis is heel ver van het station.
Mijn huis is dicht bij een station.
Ik heb mijn auto bijgetankt bij het benzinestation op de hoek.
Het is een uur lopen naar het station.
Toen ik het treinstation uitging, zag ik een man.
Pardon. Kunt u me zeggen hoe ik bij het station kan komen?
Ik nam een taxi naar het treinstation.
Meestal staan er taxi's voor het station.
Het kost twintig minuten om van het station naar school te lopen.
Tom stond op het perron in metrostation Westminster.
Mijn huis ligt op slechts vijf minuten lopen van het station.
Mijn flat ligt op minder dan vijf minuten gaans van het station.
Het kostte ons ongeveer vijf minuten om van het station naar het huis van mijn oom te komen.
Vanochtend bij het station werd haar aandacht getrokken door een affiche met dikgedrukte letters.