Examples of using "Grigi" in a sentence and their dutch translations:
We zijn grijs.
Ze zijn grijs.
Ik had grijs haar.
Hij had grijs haar.
Heeft hij grijs haar?
Ze zijn grijs.
- Hij had grijs haar.
- Ik had grijs haar.
's Nachts zijn alle katten grijs.
Heeft Tom grijs haar?
- 's Nachts zijn alle katten grijs.
- In de nacht zijn alle katjes grauw.
Zijn snor is grijzer dan zijn baard.
Als hij glimlachte, zagen de kinderen zijn lange grijze tanden.
Die grijsharige man is de vader van Tom.