Examples of using "Compri" in a sentence and their dutch translations:
Hoeveel bloemen koop je?
Jij koopt brood.
Koop het!
- Waar koop je groenten?
- Waar kopen jullie groenten?
- Waar koopt u groenten?
Koop het niet!
Koop het niet!
Zal ik een kaartje voor het concert voor je kopen?
Als je mij ijs koopt, dan zal ik je kussen.
- Waarom koop je het niet?
- Waarom kopen jullie het niet?
- Hoe koop je zilver?
- Hoe koopt u zilver?
- Hoe kopen jullie zilver?
- Waarom koopt u geen nieuwe auto?
- Waarom kopen jullie geen nieuwe auto?
- Waarom koop je geen nieuwe auto?
Koop twee eierdozen.
Koop me die nieuwe cd van Shakira alstublieft.
- Als je mij ijs koopt, dan zal ik je kussen.
- Als je mij een ijsje betaalt, dan geef ik je een zoen.
- Als je mij ijs koopt, dan zal ik je kussen.
- Als je mij een ijsje koopt, dan geef ik je een kus.
- Als je mij een ijsje betaalt, dan geef ik je een zoen.