Examples of using "Játszik" in a sentence and their dutch translations:
- Hij speelt hier.
- Hij is hier aan het spelen.
Ze speelt gitaar.
Ze speelt Bach.
Suni speelt.
Hij is in zijn kamer aan het spelen.
Hij is in zijn kamer aan het spelen.
- Hij speelt zeer goed.
- Hij speelt erg goed.
Speelt zij piano?
Tom speelt buiten.
- Tom speelt met zijn zoon.
- Tom is met zijn zoon aan het spelen.
Hij speelt erg goed piano.
Helen speelt in de tuin.
Enkele kinderen zijn op het gras aan het spelen.
Zingt ze of speelt ze piano?
Tom speelt piano.
De kat speelt graag in de tuin.
Zit Tom in ons team?
Dit is een erg asociaal dier dat met vissen speelt.
Vind je dit eerlijk?
Maar het leek of ze met de vissen speelde. Spelen zie je vaak bij sociale dieren.