Examples of using "Imádja" in a sentence and their dutch translations:
Ze aanbidt hem.
Hij houdt erg van zijn kleinzoon.
- Ze is dol op katten.
- Ze is gek op katten.
Hij houdt van muziek.
Hij houdt van voetbal.
Tom houdt van bloemen.
- Tom is gek op chocola.
- Tom houdt van chocolade.
Iedereen houdt van poppen.
- Linda houdt van chocolade.
- Linda houdt van chocola.