Translation of "Söhne" in Dutch

0.016 sec.

Examples of using "Söhne" in a sentence and their dutch translations:

John hat zwei Söhne.

John heeft twee zonen.

Er hatte drei Söhne.

Hij had drie zoons.

Wir haben zwei Söhne.

We hebben twee zoons.

Er hat sieben Söhne.

Hij heeft zeven zonen.

Er hat zwölf Söhne.

Hij heeft twaalf zoons.

Er hat drei Söhne.

Hij heeft drie zonen.

Sie hat sieben Söhne.

Zij heeft zeven zonen.

Ich habe drei Söhne.

Ik heb drie zoons.

Tom hat zwei Söhne.

Tom heeft twee kinderen.

Ich habe zwei Söhne.

- Ik heb twee zonen.
- Ik heb twee zoons.

Wir sind seine Söhne.

Wij zijn zijn zonen.

Herr Wood hat keine Söhne.

Mijnheer Wood had geen zonen.

- Er hat zwei Söhne im Krieg verloren.
- Er verlor zwei Söhne im Krieg.

Hij verloor twee zonen in de oorlog.

Seine Söhne machen, was sie wollen.

Zijn zoons doen wat ze willen.

Einer meiner Söhne sagte zu mir:

Een van mijn zonen zei tegen mij...

Er verlor zwei Söhne im Krieg.

Hij verloor twee zonen in de oorlog.

- Herr Smith hatte drei Söhne, die Ingenieure wurden.
- Herr Smith hatte drei Söhne, die Ingenieur wurden.

Mr. Smith had drie zonen die ingenieur werden.

Er hatte drei Söhne, die Ärzte wurden.

Hij had drie zonen die dokter werden.

Wir haben zwei Töchter und zwei Söhne.

We hebben twee dochters en twee zonen.

Ich habe zwei Töchter und zwei Söhne.

Ik heb twee dochters en twee zonen.

Ich bin verheiratet und habe zwei Söhne.

Ik ben gehuwd en heb twee zonen.

Aber seine Söhne, die Schweinchen, waren sehr real.

Maar zijn zoons, 'de zwijntjes', waren heel echt.

- Er hat zwölf Söhne.
- Er hat zwölf Kinder.

- Hij heeft twaalf zoons.
- Hij heeft twaalf kinderen.

Sie hat drei Söhne, welche Seeleute geworden sind.

Ze heeft drie zonen die zeeman geworden zijn.

- Wir sind seine Kinder.
- Wir sind ihre Söhne.

Wij zijn zijn zonen.

- Wir haben zwei Kinder.
- Wir haben zwei Söhne.

- Wij hebben twee kinderen.
- We hebben twee zoons.

Meine Söhne sind heute drei Jahre und fünf Monate alt.

Mijn zoontjes zijn vandaag drie jaar en vijf maanden

Meine Schwester hat zwei Söhne, somit habe ich zwei Neffen.

- Mijn zus heeft twee zoons, dus ik heb twee neven.
- Mijn zuster heeft twee zonen, dus ik heb twee neven.

Er hat zwei Söhne, die noch nicht in die Schule gehen.

Hij heeft twee zoons die nog niet naar school gaan.

Seine Mutter hatte drei Söhne, von denen er der jüngste war.

Zijn moeder had drie zoons, waarvan hij de jongste was.

Er sagte: "Meine Söhne, wenn sie davon hören, werden sie mich rächen."

Hij zei: 'mijn zonen, als ze dit horen, zullen ze me wreken.'

Wer besucht im Allgemeinen öfter seine Eltern, die Söhne oder die Töchter?

Wie bezoeken er in het algemeen vaker hun ouders: zonen of dochters?

- Er hat drei Söhne.
- Er hat drei Fäden.
- Er hat drei Kinder.

Hij heeft drie zonen.

Er dachte, Ragnar sagte: "Wenn meine Söhne davon wüssten, würden sie kommen und mich retten."

Hij dacht dat Ragnar zei: 'Als mijn zonen hiervan wisten, zouden ze me komen redden.'

Und Oink gibt, aber was es bedeutet, ist "meine Söhne werden kommen und was sie dir antun

en knorrend, maar wat het betekent is 'mijn zoons zullen komen, en wat ze je aandoen