Translation of "Erdbeeren" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Erdbeeren" in a sentence and their dutch translations:

- Magst du Erdbeeren?
- Mögen Sie Erdbeeren?
- Mögt Ihr Erdbeeren?

- Hou jij van aardbeien?
- Houdt u van aardbeien?
- Houden jullie van aardbeien?

- Ich liebe Erdbeeren.
- Ich mag Erdbeeren.

Ik hou van aardbeien.

- Haben Sie frische Erdbeeren?
- Hast du frische Erdbeeren?

- Hebt u verse aardbeien?
- Heb je verse aardbeien?
- Heeft u verse aardbeien?

Ich liebe Erdbeeren.

Ik hou van aardbeien.

Mögen Sie Erdbeeren?

Houdt u van aardbeien?

Tom mag Erdbeeren.

Tom houdt van aardbeien.

Ich mag Erdbeeren.

Ik hou van aardbeien.

Ich hasse Erdbeeren.

Ik haat aardbeien.

- Ich habe deine Erdbeeren gegessen.
- Ich habe eure Erdbeeren gegessen.
- Ich habe Ihre Erdbeeren gegessen.

- Ik at jouw aardbeien.
- Ik at uw aardbeien.
- Ik at jullie aardbeien.

Haben Sie frische Erdbeeren?

Hebt u verse aardbeien?

Wo sind die Erdbeeren?

Waar zijn de aardbeien?

Was kosten die Erdbeeren?

Hoeveel kosten de aardbeien?

Die Schachtel war voller Erdbeeren.

De doos zat vol met aardbeien.

Im Winter sind Erdbeeren teuer.

Aardbeien zijn in de winter duur.

Ich esse sehr gern Erdbeeren!

Ik hou van aardbeien!

Ich kann keine Erdbeeren essen.

Ik kan geen aardbeien eten.

Ich habe eure Erdbeeren gegessen.

Ik at jullie aardbeien.

Ich habe deine Erdbeeren gegessen.

Ik at jouw aardbeien.

Wir pflanzen nur Erdbeeren in unserem Garten.

We planten alleen aarbeien in onze tuin.

Ich mag Erdbeeren sehr gerne mit Sahne.

Ik hou erg van aardbeien met slagroom.

- Die Kinder von Tom und Maria essen gerne Erdbeeren.
- Die Kinder von Tom und Maria mögen Erdbeeren.

Tom en Maria's kinderen houden van aardbeien.

Die frischen Erdbeeren gingen weg wie warme Semmeln.

De verse aardbeien gingen als warme broodjes van de hand.

- Es ist gerade Erdbeersaison.
- Erdbeeren haben gerade Saison.

Het is nu het seizoen voor aardbeien.

Ich mag alle Beeren, vor allem aber Erdbeeren.

Ik hou van alle bessen, vooral aardbeien.

Die Kinder von Tom und Maria mögen Erdbeeren.

Tom en Maria's kinderen houden van aardbeien.

Der Korb war bis zum Rand gefüllt mit Erdbeeren.

- De mand zat tot de rand toe vol met aardbeien.
- De mand was tot de nok toe vol met aardbeien.

Als er 14 Jahre alt war, begann er, Erdbeeren anzupflanzen.

Toen hij 14 jaar oud was, begon hij aardbeien te planten.

Im Unterschied zu Erdbeeren schmeckt Ananas auch aus der Dose.

In tegenstelling tot aardbeien, is ananas ook lekker uit een blik.

- Erdbeeren haben gerade Saison.
- Es ist grad Erdbeersaison.
- Es ist Erdbeersaison.

Het is nu het seizoen voor aardbeien.

Auf dem Markt kauften wir Pfirsiche, Artischocken, Zucchini, Erdbeeren und Auberginen.

We hebben perziken, artisjokken, courgettes, aardbeien en aubergines op de markt gekocht.

- Es ist gerade Erdbeersaison.
- Er ist gerade Erdbeerzeit.
- Erdbeeren haben gerade Saison.

Het is nu het seizoen voor aardbeien.

„Welches ist deine liebste Erdbeernachspeise?“ – „Ich mag Erdbeeren sehr gerne mit Sahne.“

"Wat is je favoriete aardbeiendessert?" - "Ik hou erg van aardbeien met slagroom."

"Wo fährst du den Mist hin?" - "Der kommt auf die Erdbeeren." - "Igitt, wir tun da Sahne drauf!"

"Waar ga je met die mest heen?" "Die is voor op de aardbeien." "Bah! Wij doen er room op!"