1. Home
  2. Translation in context
  3. German-Dutch
  4. Ausschließen

Translation of "Ausschließen" in Dutch

0.007 sec.

Examples of using "Ausschließen" in a sentence and their dutch translations:

- Ich kann das nicht ausschließen.
- Das kann ich nicht ausschließen.

- Dat kan ik niet uitsluiten.
- Ik kan dat niet uitsluiten.

Das kann ich nicht ausschließen.

Dat kan ik niet uitsluiten.

Ich kann das nicht ausschließen.

- Dat kan ik niet uitsluiten.
- Ik kan dat niet uitsluiten.

Wir können noch nichts ausschließen.

We kunnen nog niets uitsluiten.

Ich würde es nicht ausschließen.

Ik zou het niet uitsluiten.

Definieren heißt ausschließen und negieren.

Definiëren betekent uitsluiten en ontkennen.