Examples of using "Suolaa" in a sentence and their dutch translations:
- Tom heeft wat zout op zijn eieren gelegd.
- Tom strooide wat zout op zijn eieren.
Zeewater bevat zout.
Moet ik zout toevoegen?
Er is te veel zout in die soep.
Wat doe je? Omhels je jezelf om zout te krijgen?
Een zoen zonder snor is als een ei zonder zout.