Examples of using "Actor" in a sentence and their dutch translations:
Hij is een acteur.
Wie is jouw lievelingsacteur?
- Wie is je lievelingsacteur?
- Wie is jouw lievelingsacteur?
Wie is jouw lievelingsacteur?
Wie is je lievelingsacteur?
Ik heb de acteur graag.
- Hij is een acteur.
- Hij is een toneelspeler.
Harry is een Amerikaanse acteur.
Ik ben een beroemde acteur.
Tom is een beroemd acteur geworden.
Brad Pitt is een acteur.
Hij werd een stemacteur.
- Ik heb nooit gehoord van die acteur.
- Ik heb nog nooit van deze acteur gehoord.
Als acteur krijg ik scripts.
Peter O'Toole is mijn favoriete acteur.
Die Hongaarse acteur bezit enkele bioscopen.
Ik heb nog nooit van deze acteur gehoord.
Zie ik eruit als een acteur?
Johnny Depp is mijn favoriete acteur.
Ik geloof niet dat hij een groot acteur is.
Ben je een acteur of een zanger?
Hij is ober en acteur.
Hij is kelner, maar ook acteur.
Ik heb geluk dat ik een acteur ben.
Hij is kelner en ook acteur.
Hij is geen zanger, maar een acteur.
De acteur had een geschil met zijn directeur.
Ze was een acteur.
Ze is een acteur.
Waarom wil je acteur worden?
Ik ben het met je eens dat de acteur heel getalenteerd is.
Ik heb een vriend wiens vader een beroemd acteur is.
Ik heb een oogje op een filmacteur.
De acteur van de reeks „Tom en Maria” spreekt de waarheid.
De acteur is bij lange na niet zo populair als hij eerst was.
- Ik wilde zangeres of actrice worden, maar mijn ouders wilden dat ik advocaat of dokter werd.
- Ik wilde zanger of acteur worden, maar mijn ouders wilden dat ik advocaat of dokter werd.