Translation of "Weer" in Hungarian

Jij weer?

- Már megint te vagy az?
- Már megint te?

Nooit weer.

Soha többé.

U weer?

- Már megint ön?
- Már megint maga az?

- Tom hielp weer.
- Tom heeft weer geholpen.

Tom ismét segített.

- Het is mooi weer.
- Het weer is mooi.
- Het weer is prachtig.

- Szép idő van.
- Csodálatos az idő.
- Az idő csodálatos.

- Het is mooi weer.
- Het weer is mooi.

Szép idő van.

Mooi weer, toch?

Szép időnk van, nemdebár?

Het weer verslechterde.

Elromlott az idő.

- Het regent weer!
- Het is weer aan het regenen!

Már megint esik!

- Het is weer aan het regenen.
- Het regent weer.
- Het is weer aan het regenen!

- Megint esik.
- Már megint esik!

- Het is mooi weer vandaag.
- Het is lekker weer vandaag.
- Vandaag is het mooi weer.

Szép idő van ma.

Eetbuien en weer uitbraken.

Kicsapongtam, felejteni akartam.

Meteen weer naar beneden.

Majd egyenesen vissza.

Tom is weer hier.

Tom megint itt van.

Hoe is het weer?

Milyen idő van?

Wat een prachtig weer.

Milyen szép idő van!

Ik ben weer thuis.

- Visszatértem.
- Újra itt vagyok.
- Megint itt vagyok.

Mag ik weer komen?

Jöhetek újra?

Wat voor een weer.

Micsoda időjárás!

Mijn bloedwaarden waren weer normaal,

a vérsejtjeim száma újra normális volt,

Zo zie je maar weer.

De tessék, itt van.

Het is weer volle maan.

Ismét itt a telihold.

Toen werd ik weer gepakt...

Amikor ismét elkaptak

Nu weet ik het weer.

- Most emlékszem.
- Most már emlékszem.

Vandaag is het mooi weer.

Ma szép idő van.

Het is verschrikkelijk weer vandaag.

Ma iszonyatos idő van.

Het weer wordt steeds warmer.

Egyre melegebb van.

Slecht weer is geen hinderpaal.

A rossz idő nem akadály.

Ik kan dit weer doen.

Ismét meg tudom tenni.

Goede dag. Mooi weer vandaag.

Jó napot! Szép időnk van ma!

We gaan niet weer terug.

Nem fordulunk vissza.

Hoe is het weer vandaag?

- Milyen ma az idő?
- Milyen idő van ma?
- Milyen az idő ma?

Gelukkig was het weer mooi.

Szerencsére jó volt az idő.

Het weer was gisteren zonnig.

- Tegnap napsütéses idő volt.
- Tegnap napos idő volt.

We hebben je weer nodig.

Ismételten rád van szükségünk.

Het weer werd plots warmer.

Hirtelen melegebb lett az idő.

Het is lekker weer vandaag.

Ma kellemes az idő.

Ik bel je weer op.

Majd visszahívlak.

- Hoe is het weer in jouw land?
- Hoe is het weer in uw land?
- Hoe is het weer in jullie land?

A te országodban milyen az éghajlat?

Ik wilde weer in beweging komen

Újra mozgásban akartam lenni,

Want je zult elkaar weer tegenkomen.

Mert még találkoznak.

Het koude weer duurde drie weken.

A hideg idő három hétig tartott.

Minirokjes zijn weer in de mode.

A miniszoknyák újra divatosak.

Hij kwam, ondanks het slechte weer.

A rossz idő ellenére eljött.

Ah, wanneer ontmoeten ze elkaar weer?

Ah, és mikor találkoznak újra?

We gaan weer te laat komen.

Megint elkésünk.

Ik wil dat je weer komt.

Azt akarom, hogy jöjj vissza.

- Lekker weertje hè?
- Mooi weer, toch?

Szép időnk van, nemde?

En weer ging een dag voorbij.

És eltelt még egy nap.

Jaar na jaar kwamen ze weer.

Évről évre eljöttek.

Het weer zal vanmiddag mooi zijn.

- Jó idő lesz a délután folyamán.
- Délután jó idő lesz.

Hij is weer begonnen met drinken.

Ismét elkezdett inni.

Hebben jullie weer over mij gepraat?

Már megint rólam beszéltetek?

Het is weer aan het regenen!

Már megint esik!

Geleidelijk aan wordt alles weer normaal.

Lassan visszatér minden a megszokott kerékvágásba.

- Ik wil u terugzien.
- Ik wil je weer zien.
- Ik wil u weer zien.
- Ik wil jullie weer zien.
- Ik wil je terugzien.

Szeretnélek újra látni.

- Ik ben er weer! O, hebben we visite?
- Ik ben er weer! O, hebben we bezoek?

Visszajöttem! Ó? Vendégünk van?

En het proces weer opnieuw kon beginnen.

és ezzel újra kezdődik az egész kegyetlen folyamat.

En hun afvalproducten zijn weer andere rotsen.

és ennek melléktermékeként másfajta kőzetet állítanak elő.

weer andere waren gebruikt voor de hond.

mások kutyatakarók.

Waardoor het steeds weer fout kan gaan.

és az elbukás állandó kockázatával.

En dan geef je het weer terug.

és aztán visszaadod.

Mijn vader zal vlug weer gezond zijn.

Édesapám hamarosan meg fog gyógyulni.

Hij kwam twee dagen later weer terug.

- Két nap múlva tért vissza.
- Két nappal később jött vissza.

Ik ben blij je weer te zien.

Örülök, hogy újra láthatlak.

Ik hoop je gauw weer te zien.

- Remélem, hogy hamarosan látlak.
- Remélem, hogy látni foglak hamarosan!

Het weer is vandaag een beetje beter.

Ma egy kicsit jobb az idő.

Ik ben blij je weer te ontmoeten.

Örülök, hogy újra találkoztam veled.

We spraken onder meer over het weer.

Egyebek között az időjárásról beszéltünk.

Zo joods ben ik ook weer niet.

Annyira nem vagyok zsidó.

Dit warme weer is ongebruikelijk voor februari.

Nem normális ez a meleg februárban.

Kom niet weer te laat op school.

- Ne gyere többet későn az iskolába!
- Ne késs el ismét az iskolából.

- Ik ben blij u weer te zien.
- Ik ben blij je weer te zien.
- Ik ben blij jullie weer te zien.
- Het verheugt me je terug te zien.
- Het doet me plezier je weer te zien.

Örülök, hogy újra látlak.

- Ik kan niet wachten om je weer te zien.
- Ik kijk ernaar uit u weer te zien.

Alig várom, hogy újra láthassalak.

- Ik hoop dat het morgen mooi weer is.
- Ik hoop dat het weer morgen mooi zal zijn.

Remélem, hogy holnap szép idő lesz.

- Je bent snel hersteld.
- U bent snel hersteld.
- Jullie zijn snel hersteld.
- Je bent snel weer bijgekomen.
- U bent snel weer bijgekomen.
- Jullie zijn snel weer bijgekomen.

Gyorsan meggyógyultál.

- Ik bel ze morgen, als ik weer terug ben.
- Ik bel ze morgen, wanneer ik weer terug ben.

Holnap felhívom őket, amikor visszajövök.

Want er is weer een ander verhaal daaronder.

hiszen alatta még másik történet is van.

Bewolking hult de savanne weer in het duister.

A gyülekező felhők újra sötétbe borítják a szavannát.

Het vliegtuig had vertraging door het slechte weer.

- A rossz időjárás miatt késett a repülő.
- A rossz idő miatt a repülő késett.

Ik ben zo blij je weer te zien.

Olyan boldog vagyok, hogy újra látlak!

De bijeenkomst zal gehouden worden, ongeacht het weer.

Az ülést megtartjuk, függetlenül az időjárástól.

Ze heeft niet beloofd hier weer te komen.

Nem ígérte meg, hogy újra eljön.

Een kalf ging weg, een rund kwam weer.

Elment a borjú, visszajött az ökör.

Ik ben over een half uur weer daar.

Fél óra múlva visszajövök.

De Duitsers nemen weer vakantie in eigen land.

A németek újra belföldön töltik a szabadságukat.

- Ik wil u terugzien.
- Ik wil je weer zien.
- Ik wil u weer zien.
- Ik wil jullie weer zien.
- Ik wil je nog eens zien.
- Ik wil je terugzien.

- Viszont akarlak látni.
- Szeretnélek újra látni.

- In 1900 verliet hij Engeland en kwam nooit weer terug.
- In 1900 verliet hij Engeland en keerde nooit weer.

1900-ban elhagyta Angliát, és többé nem ment vissza.

Hier weer dat oude, vulkanische landschap in de Pilbara.

Ez itt ismét Pilbara ősi vulkáni tájképe.