Translation of "Maria's" in German

Maria's neus bloedde.

Marys Nase blutete.

Dit is Maria's hond.

Das ist Marys Hund.

Tom kent Maria's vader.

Tom kennt Marys Vater.

Tom is Maria's kleinzoon.

Tom ist Marys Enkel.

Tom is Maria's vader.

Tom ist Marys Vater.

Tom is Maria's broer.

Tom ist Marys Bruder.

Tom negeerde Maria's waarschuwing.

- Tom ignorierte Marias Warnung.
- Tom schlug Marias Warnung in den Wind.

Tom knipte Maria's haar.

- Tom hat Maria die Haare geschnitten.
- Tom schnitt Maria die Haare.

Maria's spiegel is kapot.

Marias Spiegel ist zerbrochen.

Maria's jurk is roze.

Marys Kleid ist rosa.

Maria's kapper is Nederlands.

Marias Frisörin kommt aus den Niederlanden.

Ik ben Maria's zoon.

Ich bin Marias Sohn.

Tom speelt met Maria's kat.

Tom spielt mit Marias Katze.

Tom is Maria's oudste broer.

Tom ist Marias älterer Bruder.

Tom ging naar Maria's huis.

- Tom fuhr zu Maria.
- Tom ging zu Maria nach Hause.

Tom hoeft Maria's medelijden niet.

Tom will Marias Mitleid nicht.

Tom heeft Maria's hulp nodig.

Tom benötigt die Hilfe von Mary.

Toms hond doodde Maria's kat.

Toms Hund hat Marias Katze totgebissen.

Tom kon Maria's parfum ruiken.

Tom konnte Marias Parfum riechen.

Ik heb Tom Maria's telefoonnummer gegeven.

Ich habe Tom Marias Telefonnummer gegeben.

Maria's nieuwe kapsel staat haar geweldig.

Marias neue Frisur ist ganz vorteilhaft.

Tom kent sommigen van Maria's vrienden.

Tom kennt einige von Marias Freunden.

Je had Maria's gezicht moeten zien.

Du hättest Marias Gesichtsausdruck sehen sollen.

Tom en Maria's kinderen houden van aardbeien.

- Die Kinder von Tom und Maria essen gerne Erdbeeren.
- Die Kinder von Tom und Maria mögen Erdbeeren.

Tom had Maria's geld niet mogen stelen.

Tom hätte Marias Geld nicht stehlen sollen.

Tom verwijderde het verband van Maria's been.

Tom nahm den Verband von Marias Bein ab.

Tom heeft een handtas gekocht voor Maria's verjaardag.

Tom hat zu Marias Geburtstag eine Handtasche gekauft.

Tom heeft Maria's tas in de auto gelaten.

Tom hat Marias Tasche im Auto liegen lassen.

Toms jongere broer houdt van Maria's oudere zus.

Toms jüngerer Bruder liebt die ältere Schwester von Maria.

Tom begon grappen te maken over Maria's rug.

Tom fing an, auf Marias Kosten Witze zu reißen.

Tom ondertekende alle documenten die Maria's advocaat hem voorlegde.

Tom unterzeichnete alle Dokumente, die Marias Anwalt ihm vorlegte.

- Ik haat Maria's vriend.
- Ik haat Maria haar vriend.

Ich hasse Marias Freund.

Tom heeft erg last gehad van Maria's constante gezeur.

Tom haben Marias ständige Nörgeleien schwer zu schaffen gemacht.

- Tom is Maria's vriend.
- Tom is Maria haar vriend.

Tom ist Marys Freund.

Ik was degene die Maria's diamanten ring had gestolen.

- Ich war es, die Marias Diamantring gestohlen hat.
- Ich war es, der Marias Diamantring gestohlen hat.

- Dat is Maria's man.
- Dat is Maria haar man.

Das ist Marias Ehemann.

- Maria's wasmachine raakte defect een week nadat de garantie verlopen was.
- Maria's wasmachine ging kapot een week nadat de garantie vervallen was.

Marias Waschmaschine ging eine Woche, nachdem die Garantie abgelaufen war, kaputt.

- Tom is de zoon van Maria.
- Tom is Maria's zoon.

Tom ist der Sohn Marias.

- Tom is de leraar van Maria.
- Tom is Maria's leraar.

Tom ist Marias Lehrer.

Het was niet Toms bedoeling om Maria's gevoelens te kwetsen.

Tom wollte nicht Marias Gefühle verletzen.

- Ik ben Maria's zoon.
- Ik ben de zoon van Mary.

Ich bin Marias Sohn.

Ik ben van plan een taart te bakken voor Maria's verjaardag.

Ich habe vor, zu Marys Geburtstag einen Kuchen zu backen.

Tom kreeg het aan de stok met Maria's broer en brak zijn neus.

- Tom geriet mit Marias Bruder aneinander und brach sich die Nase.
- Tom geriet in eine Schlägerei mit Marias Bruder und brach sich die Nase.

In Maria's koortsdromen vochten onverschrokken Finnen tegen fictieve vijanden en imaginaire valse vrienden.

In Marias Fieberträumen fochten furchtlose Finnen gegen fiktive Feinde und imaginäre falsche Freunde.

- Ik ben Maria haar vriend.
- Ik ben Maria's vriend.
- Ik ben het vriendje van Maria.

Ich bin Marias Freund.

- Tom weet de naam van de hond van Maria.
- Tom kent de naam van Maria's hond.

Tom weiß, wie Marias Hund heißt.

- Als ik nog verder naar Mary's gewawwel moet luisteren word ik boos.
- Als ik nog langer naar Maria's geklets moet luisteren, word ik gek.

Wenn ich weiterhin Marias Geblödel anhören muss, werde ich verrückt.