Translation of "Tren" in Dutch

0.011 sec.

Examples of using "Tren" in a sentence and their dutch translations:

- Paren el tren.
- Pare el tren.

Stop de trein.

- El tren está viniendo.
- El tren está en camino.
- Viene el tren.
- El tren está llegando.

De trein komt eraan!

- El tren se descarriló.
- El tren descarriló.

De trein was ontspoord.

- El tren está viniendo.
- Viene el tren.

De trein komt eraan!

- El tren está viniendo.
- El tren está llegando.

De trein komt eraan!

- ¡El tren está llegando!
- ¡Ahí viene el tren!

De trein komt eraan!

- No pierda el tren.
- No pierdas el tren.

- Mis de trein niet.
- Niet te laat komen voor de trein.

- Estoy esperando el tren.
- Estoy esperando un tren.

Ik wacht op de trein.

- Me gusta viajar por tren.
- Me gusta ir en tren.
- Me gusta viajar en tren.
- Me gusta andar en tren.

- Ik vind het leuk om met de trein te reizen.
- Ik vind het leuk om met de trein te gaan.

Vayamos en tren.

- Laten we met de trein gaan.
- Laten we de trein nemen.
- Laten we een trein nemen.

¿Viniste en tren?

Ben je met de trein gekomen?

¿Irás en tren?

- Ga je met de trein?
- Gaat u met de trein?
- Gaan jullie met de trein?

- El tren llegó puntual.
- El tren llegó a tiempo.

De trein kwam stipt op tijd.

- El tren ya se fue.
- El tren ya partió.

De trein is al vertrokken.

- ¿Adónde va este tren?
- ¿Hacia dónde va este tren?

Naar waar gaat deze trein?

- Me gusta viajar por tren.
- Me gusta viajar en tren.
- Me gusta andar en tren.

- Ik vind het leuk om met de trein te reizen.
- Ik vind het leuk om met de trein te gaan.

- Estás en el tren equivocado.
- Vas en el tren equivocado.
- Estáis en el tren equivocado.

- Je zit in de verkeerde trein.
- Jullie zitten in de verkeerde trein.

- Estás en el tren equivocado.
- Vas en el tren equivocado.

Je zit in de verkeerde trein.

- Me gusta viajar en tren.
- Me gusta andar en tren.

Ik vind het leuk om met de trein te gaan.

El tren partió puntual.

De trein vertrok op tijd.

Nuestro tren llegó puntual.

Onze trein kwam op tijd.

El tren está llegando.

De trein komt eraan!

¿El tren se retrasó?

Heeft de trein vertraging?

El tren ha llegado.

De trein is gearriveerd.

El tren está aquí.

De trein is hier.

El tren salió puntual.

De trein vertrok op tijd.

Perdí el último tren.

Ik heb de laatste trein gemist.

El tren llegará pronto.

De trein komt zo aan.

Aquí viene el tren.

Hier komt de trein!

¿Adónde va este tren?

- Naar waar gaat deze trein?
- Waar gaat deze trein naartoe?

Estoy esperando el tren.

Ik wacht op de trein.

El tren llegó puntual.

De trein kwam stipt op tijd.

Me subí al tren.

Ik stapte op de trein.

- Nuestro tren se paró de pronto.
- Nuestro tren se detuvo repentinamente.

Onze trein stopte plotseling.

- Quizá haya perdido el tren.
- Puede que haya perdido el tren.

Misschien heeft hij de trein gemist.

- Apúrate, o perderás el tren.
- Date prisa o perderás el tren.

- Haast je, of je haalt de trein niet.
- Maak voort of je haalt de trein niet.

- El tren atravesó un túnel.
- El tren fue a través del túnel.
- El tren pasó por un túnel.

De trein ging door een tunnel.

- Me gusta viajar por tren.
- Me gusta ir en tren.
- Me gusta viajar en tren.
- Me gusta andar en trenes.
- Me gusta andar en tren.

- Ik vind het leuk om met de trein te reizen.
- Ik vind het leuk om met de trein te gaan.

- Hay un tren cada treinta minutos.
- El tren pasa cada treinta minutos.

De trein gaat iedere dertig minuten.

- Fumar está prohibido en el tren.
- Está prohibido fumar en el tren.

Roken is verboden in de trein.

- Nuestro tren recorrió un largo túnel.
- Nuestro tren atravesó un largo túnel.

Onze trein reed door een lange tunnel.

- Estuve doce horas en el tren.
- Pasé doce horas en el tren.

- Ik zat twaalf uur op de trein.
- Ik heb twaalf uur in de trein doorgebracht.

Apúrate, o perderás el tren.

Haast je, of je haalt de trein niet.

Mira, ahí viene tu tren.

Kijk, hier komt je trein.

El tren llegó a Londres.

De trein kwam aan in Londen.

Fui a Kobe en tren.

Ik ben per trein naar Kobe gegaan.

Hoy el tren es puntual.

Vandaag is de trein op tijd.

Debo tomar el primer tren.

Ik moet de eerste trein halen.

Este es el último tren.

Dit is de laatste trein.

¡Mira! ¡El tren está allí!

Kijk! Daar is de trein!

Me gusta andar en tren.

- Ik vind het leuk om met de trein te reizen.
- Ik vind het leuk om met de trein te gaan.

Fui a Boston en tren.

Ik ging per trein naar Boston.

Estáis en el tren equivocado.

Jullie zitten in de verkeerde trein.

Tengo que coger este tren.

Ik moet deze trein halen.

¿Cuándo sale el próximo tren?

Wanneer vertrekt de volgende trein?

El tren llegó a tiempo.

De trein kwam stipt op tijd.

El tren parte en breve.

De trein zal binnenkort vertrekken.