Examples of using "Mató" in a sentence and their dutch translations:
Betty vermoordde haar.
Betty heeft hem gedood.
- Tom doodde Maria.
- Tom vermoorde Maria.
- Tom heeft Maria vermoord.
Betty heeft hem gedood.
Betty heeft hem gedood.
Wat heeft Tom gedood?
- Wie heeft Tom gedood?
- Wie heeft Tom vermoord?
Iemand heeft Tom vermoord.
Abbott heeft Mary gedood.
Aron doodde Elizabeth.
Aron doodde Elizabeth.
Een beer heeft hem gedood.
- Betty vermoordde haar moeder.
- Betty heeft haar moeder gedood.
Bill was door een inbreker vermoord.
Bill werd gedood door die man.
De boogschutter doodde het hert.
- Tom heeft Maria niet vermoord.
- Tom heeft Maria niet gedood.
Betty heeft iedereen vermoord.
Ze vermoordde haar echtgenoot.
Nieuwsgierigheid werd de kat fataal.
Mijn kat heeft een eekhoorn gedood.
Een beer doodde Tom.
Maria heeft haar man vermoord.
Ze doodde hem met een mes.
- Mijn kat heeft die muis gedood.
- Mijn kat heeft deze muis gedood.
Tom heeft zijn eigen vader vermoord.
Het was Alister die Barbara gedood heeft.
Ik wil weten of jij weet wie hem vermoord heeft.
Elisabeth doodde Alister in koelen bloede.
Hij kwam om het leven bij een verkeersongeluk.
Tom sloeg de rat dood met een stok.
Ik wil weten of jij weet wie hem vermoord heeft.
Iets heeft hem vermoord en hem de grot ingesleept.
Dima sliep met 25 mannen in één nacht en bracht ze daarna om het leven.
Het was Alister die Barbara gedood heeft.
- Ze doodde hem met een mes.
- Ze vermoordde hem met een mes.
...na een explosie waarbij de mijn instortte... ...en veel mijnwerkers omkwamen.
- Dima sliep met 25 mannen in één nacht en bracht ze daarna om het leven.
- Dima ging in één nacht met 25 mannen naar bed, en doodde hen achteraf.
Zijn eigen verhaal zegt dat hij de zoon was van een Zweedse koning en een draak versloeg ...
- Hij kwam om het leven bij een verkeersongeluk.
- Hij kwam om het leven bij een auto-ongeval.