Examples of using "Huevo" in a sentence and their dutch translations:
Bak me een ei.
Het lijkt op een ei.
Ik heb een ei.
Kook één ei.
Het rauwe ei?
Hoeveel kost een ei?
Pak het gouden ei.
Ik heb gekookte eieren gegeten.
Neem een ei uit de koelkast.
Thomas kookt een ei.
Een spiering uitgooien om een snoek te vangen.
- Het is ongeveer even groot als een ei.
- Het is ongeveer net zo groot als een ei.
Dit is een ei.
Ik hou van eiwit.
Waar kan ik die eierschalen wegwerpen?
Neem een ei uit de koelkast.
Je wil dat ik het ei eet, rauw.
Het is ongeveer even groot als een ei.
De slang slikt een ei door.
In mei leggen alle vogeltjes een ei.
Wat kwam eerst: de kip of het ei?
Wat kwam eerst: de kip of het ei?
Het is buiten zo warm dat je een ei kunt bakken.
Kiezen we voor het rauwe ei? Of voor de gaspeldoorn?
Ik hou van eidooiers.
- Dat zal me een worst zijn.
- Mij maakt het niet uit.
- Dat maakt mij niets uit.
- Dat kan mij niets schelen.
- Het kan me niet schelen.
- Het maakt me niet uit.
- Het interesseert me niet.
Het komt door dat rauwe ei. Ik wist dat dat 'n slecht idee was.