Examples of using "Aprendiendo" in a sentence and their dutch translations:
Wat ben je aan het leren?
Ik leer Baskisch.
Wat leert men?
We leren Hongaars.
Ik leer Tsjechisch.
- Ik leer Chinees.
- Ik leer Mandarijn.
Ik leer Esperanto.
Ik leer veel.
Ik leer Engels.
Ik leer Turks.
- Wat studeer je?
- Wat leer je?
- Wat ben je aan het leren?
- We leren Frans.
- We zijn Frans aan het leren.
Ik leer Frans.
Ik leer Baskisch.
Wij leren Spaans.
Ik leer Japans.
Ik leer Noors.
Ik leer Aramees.
Ik leer Thai.
Tom leert te programmeren.
Ik leer Quechua.
Ik leer nu Duits.
Ik leer Toki Pona.
Ik leer hoe je moet schrijven.
Ik leer nu Frans.
Ik leer nu Esperanto.
Ik leer Baskisch.
Hij leert zwemmen.
Ik leer ook Frans.
Ik leer Iers langzaam.
Hij leerde een gedicht.
Ik leer veel talen.
Ik leer Quechua.
Elke dag leren we onszelf dingen aan:
Maar ik leer te leven
Ik leer twee vreemde talen.
Ik leer Zweeds en Duits.
Waarom leer ik IJslands?
Ik leer Engels.
Ik leer Filipijns te spreken.
Ik leer Frans te spreken.
Wij leren Spaans.
Ik leer Birmaans.
Ze leert zwemmen.
Ik leer Japans.
Ik leer Jiddisch te lezen.
Ik leer Spaans te spreken.
Waarom leer je Duits?
Ik leer Baskisch.
Ik leer klarinet spelen.
Wat leer je op school?
Ik studeer muziek.
Ik leer Koreaans.
Mijn kamergenoot studeert Chinees.
We leren Arabisch.
Ge kunt de taal verder leren over internet.
Tom leert de piccolo te bespelen.
Ze is al een jaar Duits aan het leren.
Ik ben gelukkig, want ik leer wat Nederlands.
Ik leer Toki Pona.
Ze was al lang piano aan het leren.
Wij leren Spaans.