Examples of using "сыну" in a sentence and their dutch translations:
- Hoe oud is uw zoon?
- Hoe oud is je zoon?
Zijn zoon is acht jaar oud.
Hoe oud is je zoon?
Hoe oud is uw zoon?
Hoe oud is uw oudste zoon?
Mijn zoon is acht jaar oud.
- Tom kocht een cadeautje voor zijn zoon.
- Tom kocht een cadeau voor zijn zoon.
Hoe oud is uw zoon?
Mijn zoon is tien jaar oud.
Zijn zoon is acht jaar oud.
- Hoe oud is uw zoon?
- Hoe oud is je zoon?
Zij vroeg haar zoon een minuut te wachten.
Hij liet zijn zoon een fortuin na.
Ik ga een horloge voor mijn zoon kopen.
Hij liet zijn vermogen aan zijn zoon.
Deze cd is van mijn zoon.
Hij moet een nieuwe fiets voor zijn zoon kopen.
Hij bouwde voor zijn zoon een nieuw huis.
- Ik moet voor mijn zoon een nieuw kostuum kopen.
- Ik moet voor mijn zoon een nieuw pak kopen.
Mijn zoon wordt vandaag vier jaar.
- Bel mijn zoon.
- Roep mijn zoon.
Zij schrijft nu en dan naar haar zoon.
Zij schrijft nu en dan naar haar zoon.
- Tom gaf zijn driejarige zoon een puppy met Kerstmis.
- Tom gaf zijn driejarige zoon een puppy met kerst.
Mijn zoontjes zijn vandaag drie jaar en vijf maanden
Ik betaalde mijn zoon vijf dollar om mijn auto te wassen.