Examples of using "сидит" in a sentence and their dutch translations:
De oude man zit.
Ze zit.
Zijn zoon zit.
Ze zit op de wc.
De kok zit in de keuken.
Niemand zit hier.
Hij zit aan tafel.
Tom zit onder een boom.
Tom zit in de eetzaal.
Tom zit op de muur.
- Op het dak zit een uil.
- Er is een uil op het dak.
Tom zit aan zijn bureau.
Tom blijft de hele dag thuis.
Hij zit vaak uren boeken te lezen.
Tom zit in een van de stoelen.
De oude man zit op de bank en slaapt.
En dan is er Abby die daar compleet verbijsterd zit,
Mijn grootvader zit altijd in deze stoel.
Ze zit in de keuken en drinkt thee.
Tom zit op de sofa een tijdschrift te lezen.
met haar dochter van middelbare leeftijd naast haar
De vogel zit in zijn nest.
Hij zit in deze stoel wanneer hij tv-kijkt.
Er zit een witte duif op het dak.
Grootmoeder zit in de schommelstoel en leest de plaatselijke krant.
Mijn hond zit naast me en kijkt televisie.
Tom zit in de gevangenis voor een misdaad die hij niet gepleegd heeft.
De vrouw die onder die boom daar zit, ziet er treurig uit.
De kat zit op de stoel en kijkt naar het vlees dat op de keukentafel ligt.
Tom is nu aan het leren in zijn kamer.