Examples of using "сесть" in a sentence and their dutch translations:
Je kan gaan zitten.
- U kan gaan zitten.
- Jullie kunnen gaan zitten.
Je kan gaan zitten.
We zouden moeten gaan zitten.
- Je kan naast me zitten.
- Je mag naast me zitten.
U mag op de stoel gaan zitten.
Je kan bij mij zitten.
- Waar mag ik zitten?
- Waar kan ik zitten?
- Waar wil je zitten?
- Waar willen jullie zitten?
- Waar wilt u zitten?
We moeten gaan zitten.
Vertel Tom om te gaan zitten.
Zal ik de bus nemen?
Kan ik daar zitten?
Er zal je gezegd worden waar je mag plaatsnemen.
Ik moet de eerste trein halen.
U mag op de stoel gaan zitten.
- Tom mag achterin zitten als hij dat wil.
- Tom mag achterin gaan zitten als hij dat wil.
- U moet bus 5 nemen.
- Jullie moeten bus 5 nemen.
We moeten die bus nemen.
- Je kan niet bij mij zitten.
- Je mag niet bij mij zitten.
Waar kan ik bus nummer 7 nemen?
Wil je met mij op dieet?
Tom wist niet welke bus hij moest nemen.
Ga er gewoon comfortabel bij zitten
Beter ontdekken we dat nu, voordat we erin zitten.
- Kan ik hier zitten?
- Mag ik hier zitten?
- Is het goed als ik hier zit?
- Kan ik hier zitten?
- Mag ik hier zitten?
Zo gauw ik zat, viel ik in slaap.
Ik heb het vliegtuig gemist. Zou ik het volgende kunnen nemen?
Ik wil rijden.
Ze probeerde op dieet te gaan om vijf kilogram te verliezen.
Ik denk dat ik na Kerstmis weer op dieet moet.
Bel me om vier uur. Ik moet de eerste trein nemen.
- U moet bus 5 nemen.
- Jullie moeten bus 5 nemen.
De trein zat zo vol, dat niemand van ons kon zitten.
Mag ik hier zitten?
Je kan een bus of een tram nemen.
Waar zou u willen zitten?
Welke buslijn moet ik nemen?
Kan ik hier zitten?