Examples of using "пять " in a sentence and their dutch translations:
Vijf keer vijf is vijfentwintig.
Zeven min twee is vijf.
bevonden zich vijf kilometer diep.
- High five!
- Geef me de vijf!
3 maal 5 is 15.
- Vier maal vijf is twintig.
- Vier keer vijf is twintig.
3 maal 5 is 15.
De regen duurde vijf dagen.
Geef me vijf dagen.
Gelieve vijf minuten te wachten.
We vertrekken over vijf minuten.
5 is minder dan 8.
Het is vijf uur.
Ze is vijf jaar.
Vier keer vijf is twintig.
Er zijn vijf potloden hier.
- Hij heeft vijf fouten gevonden in evenzoveel regels.
- Hij vond vijf fouten in vijf lijnen.
Ik betaalde hem vijf dollar.
Het regende gedurende vijf dagen.
Vijf plus twee is zeven.
Het is nu ergens vijf uur.
De trein vertrekt over vijf minuten.
Ik ben vijfenveertig jaar oud.
- Ik ving gisteren vijf vissen.
- Ik heb gisteren vijf vissen gevangen.
- Vijf plus drie is gelijk aan acht.
- Vijf plus drie is acht.
Drie plus vijf is acht.
een, drie, vijf, zeven --
Ik ben vijfentachtig jaar oud.
- High five!
- Geef me de vijf!
Vijf maal zeven is vijfendertig.
Het boek kost vijf dollar.
John heeft vijf appels.
Ik wilde vijf ananassen.
De conferentie eindigde om vijf uur.
- De regen duurde vijf dagen.
- Het regende vijf dagen.
De wereld heeft vijf oceanen.
Het regende gedurende vijf dagen.
- Ik heb vijf avocado's gegeten.
- Ik at vijf avocado's.
Hij is vijf voet groot.
Geef me vijf dagen.
Ze heeft 5 kinderen.
Een voet heeft vijf tenen.
Ik heb vijf katten.
3 maal 5 is 15.
Tien gedeeld door vijf is twee.
Hij stierf vijf jaar geleden.
Er zijn vijf vissen in mijn aquarium.
Ik heb slechts vijfduizend yen.
Ik heb maar vijf roebel.
Met vijf monden om te voeden...
Het is nu ergens vijf uur.
Het regende vijf dagen na elkaar.
De boete voor spuwen bedraagt vijf pond.
Ik betaalde nog vijf dollar extra.
Ik zal daar om vijf uur ‘s middags zijn.
Het regende vijf opeenvolgende dagen.
Ze heeft vijf oudere broers.
Ik betaalde hem vijf dollar.
Hij stierf vijf jaar geleden.
We zijn vijf jaar getrouwd.
Drie plus vijf is acht.
Er zitten 45 scholieren in de klas.
Dat kistje bevat vijf appels.
Ik geef je vijf dollar.
Vijf plus drie is gelijk aan acht.
Mijn oma is 75 jaar oud.
Hij kwam om vijf uur terug.
Dan nam vijf slaappillen.
Over vijf minuten ben ik klaar.
We hebben er vijfenveertig.
De toekomst was vijf minuten geleden.
Mijn vader heeft vijf broers.