Examples of using "Финляндии" in a sentence and their dutch translations:
Helsinki is de hoofdstad van Finland.
Wat is de hoofdstad van Finland?
Waar is de Finse ambassade?
Wij zijn in Finland.
Wat is de hoofdstad van Finland?
Ik kom uit Finland.
Ik woon niet in Finland.
- Zij is de eerste minister van Finland.
- Zij is de minister-president van Finland.
Hoeveel meren zijn er in Finland?
- Zij is de eerste minister van Finland.
- Zij is de minister-president van Finland.
Ik ben geboren in Finland.
Ik woon niet in Finland.
Zij wonen in Helsinki, Finland.
Er zijn 187.888 meren in Finland.
In Finland heeft bijna iedereen een sauna in huis.
Ik kan Marika niet bellen. Ze woont in Finland!
Alle studenten in Finland moeten beide landstalen leren.
De Kerstman woont niet op de Noordpool, maar in Finland.