Examples of using "Играют" in a sentence and their dutch translations:
Ze spelen vaak samen.
Kinderen spelen met speelgoed.
Ze schaken.
Ze spelen vaak samen.
Kinderen spelen met blokken.
De kinderen spelen in het water.
De kinderen spelen met Lego-blokjes.
De kinderen spelen harp.
De kinderen spelen in het park.
Ik kijk graag naar spelende kinderen.
Tom is aan het tennissen met Mary.
Enkele kinderen zijn op het gras aan het spelen.
De meisjes spelen beachvolleybal.
We keken hoe de kinderen speelden.
Drie kinderen speelden in het park.
De kinderen spelen iedere dag in het park.
Tom en Mary spelen tikkertje.
Tom en Mary spelen kaarten.
- Tom en Mary zijn aan het darten.
- Tom en Maria zijn vogelpik aan het spelen.
Tom is aan het tennissen met Mary.
Bingo is iets voor oma's.
Jongens en meisjes spelen in de tuin.
Tegenwoordig spelen kinderen niet op straat.
Ik vraag mij af waarom tennis in minirokjes gespeeld wordt.
Tom en Ken spelen iedere middag tennis.
Dit spel wordt in Australië anders gespeeld.