Examples of using "大丈夫です。" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben in orde.
- Ik ben oké.
Gaat het goed met u?
- Alles is in orde.
- Alles is prima.
- Is alles in orde?
- Is alles goed?
- Het is oké.
- Het is goed.
Gaat het goed met u?
Het is al goed.
Is alles goed?
Ik voel me best goed.
- Gaat het goed met jullie?
- Gaat het goed met je?
- Gaat het goed met u?
Graag gedaan.
Het gaat goed met mij.
Is iedereen oké?
Mij gaat het goed.
- We zouden er moeten geraken als er niet te veel verkeer is.
- We zouden er moeten komen als er niet te veel verkeer is.
- Is alles in orde?
- Is alles goed?
- Geen probleem!
- Geen enkel probleem!
- Is alles in orde?
- Alles goed?
- Is alles goed?
Geen probleem.
Ik zei dat ze bleek zag en vroeg of ze zich goed voelde.
Deze kameel is zo tam dat iedereen erop kan rijden.
Ben je oké?