Examples of using "Ruhái" in a sentence and their dutch translations:
Toms kleren zijn vuil.
Toms kleren zijn vuil.
Toms kleren zijn vuil.
- Zijn kleren stinken altijd.
- Zijn kleren ruiken altijd slecht.
- Zijn kleding stinkt altijd.
Haar kleding stinkt altijd.
De volgende morgen kwam Dima uit de vuilcontainer en realiseerde zich dat zijn kleren nu allemaal naar vuilnis stonken.