Examples of using "Hänellä" in a sentence and their dutch translations:
Heeft hij een hond?
Ze heeft een hartkwaal.
Hij had lang haar.
Hij heeft een luide stem.
Ze heeft een sneeuwwitte huid.
Ze heeft weinig vrienden.
Hij heeft een auto.
Ik liet hem mijn huis schilderen.
Heeft hij kinderen?
Hij draagt een bril.
Ze heeft een zonnebril.
Hij heeft wijn.
Ze heeft borstkanker.
Ze heeft gonorroe.
Hij heeft een dienstmeid.
Heeft hij een hond?
Heeft hij het druk?
Ze heeft een beugel.
- Hij heeft longkanker.
- U heeft longkanker.
- Ze heeft longkanker.
Ze heeft kinderen.
Zij lijkt veel vrienden te hebben.
Hij heeft veel vrienden in het parlement.
Hij heeft een grote boerderij in Colorado.
Ze draagt een oranje jurk.
Hij heeft een hond.
...een sterk zelfbeeld...
Ze draagt een rugzak op haar rug.
Ze heeft een sterke persoonlijkheid.
- Ze heeft weinig vrienden.
- Zij heeft weinig vrienden.
Ze heeft vijf oudere broers.
- Hij heeft een goed oog voor kunst.
- Hij heeft een goede kijk op kunst.
Hij heeft een talent voor muziek.
Hij heeft een scherp oor.
Hij heeft geen fiets.
Ze heeft tweeduizend boeken.
Ze heeft kort haar.
Hij heeft geen vriendin.
Hij ziet slecht.
Hij heeft de neiging kwaad te worden.
Hij heeft drie kinderen.
- Die vent is helemaal gestoord!
- Die kerel is knettergek!
- Die gozer is compleet geschift!
- Die vent is helemaal kierewiet!
- Die kerel is compleet getikt!
- Er zit een schroefje los bij die vent!
- Die gast is niet goed bij zijn hoofd!
- Die vent ziet ze vliegen!
- Hij ziet ze vliegen.
Hij heeft twee auto's.
Hij heeft drie oudere zussen.
- Wat is er mis met hem?
- Wat mankeert hem?
Hij heeft tien koeien.
Zij heeft lang haar.
Ze heeft een klein huis.
Zij heeft drie broers.
Zij heeft droog haar.
Hij heeft lange benen.
Hij heeft veel geld.
Ze heeft geen rijbewijs.
Hij heeft geen kinderen.
Ze heeft blauwe ogen.
Ze heeft twee dochters.
Hij heeft zijn eigen kamer.
- Kent zij uw telefoonnummer?
- Kent ze je telefoonnummer?
Hij heeft een witte kat.
Ze heeft grote borsten.
Zij heeft zeven zonen.
Ze mist hem.
Hij had één dochter.
Hij had drie zoons.
Hij werd vergezeld door zijn vriendin.
Ze heeft ook een goed geheugen.
Zij droeg een rode blouse.
Hij heeft nog een zoon.
Hij heeft weinig geld bij zich.
Zij lijkt veel vrienden te hebben.