Examples of using "Autoa" in a sentence and their dutch translations:
Volg die auto.
Wij hebben een auto nodig.
De twee auto's botsten.
- Hij is de auto aan het wassen.
- Hij wast de auto.
Tom reed met de auto.
- Kunt u autorijden?
- Kun je autorijden?
Ik kan autorijden.
Hij wast de auto.
Hij is de auto aan het wassen.
Hij heeft twee auto's.
Ze carpoolen samen.
Deze auto wordt gebruikt door mijn vader.
Ik heb twee auto's.
Tom heeft drie auto's.
Ik heb geen auto.
Hij kan geen auto kopen.
Enkele mensen hebben twee auto's.
Hij bestuurde de auto, luisterend naar muziek op de radio.
Heb je een auto?
Deze fabriek produceert 500 auto's per dag.
- Kun je autorijden?
- Weet je hoe je een auto moet besturen?
Hij heeft geen geld voor een nieuwe auto.
Ik kan autorijden, maar Tom niet.
Een alcoholslot is een toestel om het alcoholgehalte in het bloed van een autobestuurder te constateren vooraleer hem de toestemming te geven de auto te besturen.