Examples of using "مدرّس" in a sentence and their dutch translations:
- Mijn vader is leraar.
- Mijn vader is een leraar.
Ik vond de wiskundeleraar leuk.
Hij werd een wiskundeleraar.
Mijn wiskundeleraar is geweldig.
Hij was mijn slechtste leraar.
De leraar van die klas was een Moslimbekeerling.