Translation of "''biz" in Dutch

0.016 sec.

Examples of using "''biz" in a sentence and their dutch translations:

Biz.

Wij.

- Biz deneriz.
- Biz çabalarız.

We proberen.

- Biz Avustralyalılarız.
- Biz Avustralyalıyız.

We zijn Australiërs.

- Biz insanlarız.
- Biz insanız.

Wij zijn mensen.

- Biz Kanadalılarız.
- Biz Kanadalıyız.

Wij zijn Canadezen.

- Biz kardeşiz.
- Biz erkek kardeşiz.

Wij zijn broers.

- Gidiyoruz.
- Biz gidiyoruz.
- Biz çıkıyoruz.

- We gaan ervandoor.
- We gaan weg.

- Biz komşuyduk.
- Biz eskiden komşu idik.
- Biz eskiden komşuyduk.

We waren ooit buren.

Biz başarılıydık.

We waren succesvol.

Biz öğretmeniz.

We zijn leraren.

Biz hazırlandık.

We hebben ons klaargemaakt.

Biz futbolcularız.

We zijn voetballers.

Biz Arabız.

Wij zijn Arabieren.

Ya biz?

Hoe zit het met ons?

Biz dosttuk.

We waren vrienden.

Biz geliyoruz.

We komen.

Biz nişanlıyız.

We zijn verloofd.

Biz çıkmıyoruz.

- Wij daten niet.
- Wij zijn niet aan het daten.

Biz dürüstüz.

Laat ons eerlijk zijn.

Biz meşgulüz.

We hebben het druk.

Biz özenliyiz.

We zijn voorzichtig.

Biz Rusya'danız.

Wij zijn van Rusland.

Biz çıkıyoruz.

- We zijn aan het daten.
- Wij daten.

Biz deneyimliyiz.

- We zijn ervaren.
- Wij zijn ervaren.

Biz arkadaşız.

- Wij zijn vriendinnen.
- Wij zijn vrienden.

Biz gazeteciyiz.

- We zijn journalisten.
- Wij zijn journalisten.

Biz kaybediyoruz.

- We verliezen.
- We zijn aan het verliezen.

Biz güvendeyiz.

We zijn veilig.

Biz batıyoruz.

- We zijn aan het zinken.
- We zinken.

Biz ikiziz.

We zijn tweelingen.

Biz kazanıyoruz.

We zijn aan het winnen.

Biz kaybettik.

We hebben verloren.

Biz uyuyakaldık.

We versliepen ons.

Biz hatırlıyoruz.

We onthouden.

Biz kazandık.

We wonnen.

Biz kazanacağız.

- We zullen winnen.
- We winnen wel.

Biz kuzeniz.

- Wij zijn neven en nichten.
- Wij zijn neven.

Biz kazandık!

We hebben gewonnen!

Biz içerideyiz.

We zijn binnen.

Biz önemseriz.

We geven erom.

Biz abarttık.

We overdreven.

Biz Finlandiya'dayız.

Wij zijn in Finland.

Biz beraberdik.

Wij waren samen.

Biz beklemedik.

We hebben niet gewacht.

Biz başardık.

- Het is ons gelukt!
- We succeeded.

Biz geldik.

We zijn aangekomen.

Biz mutluyuz.

We zijn gelukkig.

Biz Fransalıyız.

Wij komen uit Frankrijk.

Biz vardık.

We zijn aangekomen.

Biz evlendik.

- We zijn getrouwd.
- Wij zijn getrouwd.

Biz Avustralyalıyız.

We zijn Australiërs.

Biz açız.

- Wij hebben honger.
- We hebben honger.

Biz erkeğiz.

We zijn mannen.

Biz oturmalıyız.

We moeten gaan zitten.

Biz komşuyuz.

We zijn buren.

Biz arkadaştık.

We waren vrienden.

Biz insanız.

Wij zijn mensen.

Biz kaçamayacağız.

We zullen niet kunnen ontsnappen.

Biz dışardaydık.

We waren buiten.

Biz İtalya'dayız.

Wij zijn in Italië.

Biz ağlıyoruz.

We huilen.

Biz uyumuyoruz.

We zijn niet aan het slapen.

Biz Macarız.

- Wij zijn Hongaars.
- Wij zijn Hongaren.

Biz Almanyalıyız.

Wij komen uit Duitsland.

Biz buradayız.

We zijn hier.

Biz talebeyiz.

We zijn studenten.

Biz duyduk.

- We hebben het gehoord.
- We hoorden het.
- We hebben gehoord.
- We hoorden.

Biz gidiyoruz.

We gaan ervandoor.

Biz dövüşeceğiz.

We zullen vechten.

Biz denedik.

We hebben het geprobeerd.

Biz sabırsızdık.

We waren ongeduldig.

Biz Hollandalıyız.

Wij zijn Nederlands.

Biz uyuduk.

We sliepen.

Biz yazıyoruz.

- We zijn aan het schrijven.
- Wij schrijven.

Biz eminiz.

We weten het zeker.

Biz temiziz.

We zijn schoon.

Biz hatasızız.

We hebben gelijk.

Biz deliyiz.

We zijn gek.

Biz dahiliz.

We zijn erbij betrokken.

Biz tembeliz.

We zijn lui.

Biz gerginiz.

- We zijn nerveus.
- We zijn zenuwachtig.

Biz organizeyiz.

We zijn georganiseerd.

Biz fakiriz.

Wij zijn arm.

Biz sessiziz.

We zijn stil.

Biz mantıklıyız.

We zijn rationeel.

Biz gerçekçiyiz.

We zijn realistisch.

Biz değiştirilebiliriz.

Wij zijn vervangbaar.

Biz zenginiz.

- Wij zijn rijk.
- We zijn rijk.

Biz utangacız.

Wij zijn verlegen.

Biz samimiyiz.

We zijn eerlijk.

Biz katıyız.

We zijn streng.

Biz çekingeniz.

Wij zijn verlegen.