Examples of using "верь" in a sentence and their dutch translations:
- Vertrouw hem niet.
- Geloof hem niet.
Vertrouw op mij.
- Geloof.
- Geloof het.
Geloof in de gerechtigheid!
Geloof hem niet.
Geloof in jezelf.
Geloof hem niet.
Vertrouw op mij.
Geloof in jezelf.
Geloof in wetenschap!
Vertrouw Tom.
Koop het niet!
Geloof hem niet.
Geloof hen die waarheid zoeken, pas op voor wie haar vinden.
Je moet niet alles geloven wat de mensen je vertellen.
- Wat hij ook zegt, vertrouw hem niet.
- Het doet er niet toe wat hij zegt, geloof hem niet.
Wat hij ook zegt, geloof hem niet.
- Hier moet je niets van geloven.
- Geloof hier niets van.
Geloof me.
Geloof haar niet, want ze liegt altijd.
Geloof het of niet, ze heeft drie kinderen.
Vertrouw me.
- Geloof mij. Ik word een nieuwe mens.
- Geloof mij. Ik word een nieuwe man.
Vertrouw hem niet.
Geloof haar niet, ze liegt altijd.
Geloof haar niet, want ze liegt altijd.
Geloof het of niet, ze heeft drie kinderen.