Translation of "Naczynia" in Dutch

Tomasz myje naczynia.

- Tom doet de afwas.
- Tom doet de vaat.

Umyłem naczynia po obiedzie.

Na het avondeten deed ik de afwas.

Zwykle to ja myję naczynia.

- Ik doe meestal de vaat.
- Gewoonlijk doe ik de afwas.

Ich gardło i naczynia krwionośne są przystosowane

Hun nek en bloedvaten zijn op een unieke manier aangepast

Płuca, serce, żyły, tętnice i naczynia włosowate budują system krwionośny.

De longen, het hart, de aderen, de slagaders en de haarvaten vormen het hart en vaatstelsel.