Examples of using "Worry" in a sentence and their dutch translations:
Maak je geen zorgen.
- Maak je geen zorgen.
- Maak u niet ongerust.
Maak je geen zorgen.
Maak je geen zorgen, wees blij!
- Maak je geen zorgen over mij.
- Maak je geen zorgen om mij.
- Maak u maar geen zorgen over mij.
- Maak je er geen zorgen over!
- Maak je maar geen zorgen.
- Maak je geen zorgen.
- Maak u niet ongerust.
We maakten ons geen zorgen.
Ik zou me geen zorgen moeten maken.
Ik maak me nooit zorgen.
- Er is niets om zich zorgen over te maken.
- Er is geen reden tot bezorgdheid.
Maak je er geen zorgen over!
Maak je geen zorgen over ons.
Ik maak me zorgen over hem.
Maak u maar geen zorgen over mij.
Maak je geen zorgen, wees blij!
Hij werd ongerust.
Maak u niet ongerust.
Waarom zou ik me zorgen moeten maken?
Maak je hier geen zorgen over.
Maak u geen zorgen om zoiets.
Maak je geen zorgen. Alles is onder controle.
Maak je geen zorgen, je doet het goed.
Wees niet ongerust over de resultaten.
Maak je geen zorgen over het verleden.
- Er is niets om zich zorgen over te maken.
- Er is geen reden tot bezorgdheid.
Maak u geen zorgen. Ik doe dat wel.
Maak je geen zorgen. Zulke dingen gebeuren nu eenmaal.
Maak je geen zorgen om mijn hond.
- Maakt u zich geen zorgen over hen.
- Maak je maar geen zorgen over hen.
Ik maak me zorgen over mijn toekomst.
Ik probeer me geen zorgen te maken.
Maak je geen zorgen om je familie.
- Maakt u zich geen zorgen over mij.
- Maak je maar geen zorgen over mij.
- Maakt u zich geen zorgen over hem.
- Maak je maar geen zorgen over hem.
Ik maak me geen zorgen over hem.
Ik maak me geen zorgen over haar.
Maak u geen zorgen. Ge zult slagen.
Maak je niet druk, iedereen maakt een fout.
Ik maak me er geen zorgen over.
Ik maak me geen zorgen over fouten.
- Ik maak me waarschijnlijk te veel zorgen.
- Vermoedelijk maak ik me te veel zorgen.
Ik maak me geen zorgen over jou.
Maak je geen zorgen; het gaat goed met ons.
Ik wil niet dat je je zorgen maakt.
Maak je geen zorgen.
Je hoeft je geen zorgen daarover te maken.
Tom hoeft zich geen zorgen te maken daarover.
Tom hoeft zich geen zorgen te maken daarover.
Maak u geen zorgen. Het is een veelvoorkomende fout.
Maak je geen zorgen om zoiets onnozels.
Maak je geen zorgen. Ze verstaat geen Duits.
Maak je geen zorgen. Ik blijf bij je.
Tom zei ons dat we ons geen zorgen hoeven te maken.
- Maak je geen zorgen.
- Maak u niet ongerust.
Het is niet jouw schuld, geen zorgen.
Waarom zou ik me zorgen maken om Tom?
Ik wil niet dat je je zorgen maakt.
Waarom zou ik me geen zorgen maken om Tom?
Maak je geen zorgen! Mijn lippen zijn verzegeld.
- Maakt u zich geen zorgen. Tsunami's zijn erg zeldzaam.
- Maak je zich geen zorgen. Tsunami's zijn erg zeldzaam.
Maak je geen zorgen. Ik kan je helpen.
Sami hoeft zich echt geen zorgen te maken.
Sami hoefde zich geen zorgen meer te maken.