Examples of using "Sugar" in a sentence and their dutch translations:
- Suiker.
- Suiker!
Is dat suiker?
Er is hier geen suiker.
Melk? Suiker?
We hebben geen suiker.
We hebben geen suiker.
Gewoon, geraffineerde suiker.
Suiker is zoet.
Dit is geen suiker.
Mieren houden van suiker.
Suiker lost op in water.
Ik wil geen suiker.
Geef me alsjeblieft de suiker.
We hebben geen suiker meer.
We hebben geen suiker meer.
Wil je wat suiker?
Laat de suiker karamelliseren.
Doe geen suiker in uw thee.
Is er nog suiker?
We hebben geen suiker.
Suiker lost op in water.
We hebben geen suiker meer.
Doe geen suiker in mijn koffie.
Ik wil geen suiker.
Ik doe geen suiker in mijn koffie.
- Hij houdt van koffie zonder suiker drinken.
- Hij drinkt graag koffie zonder suiker.
Ik kan geen koffie drinken zonder suiker.
Een klontje suiker, alstublieft.
- Voeg je geen suiker toe?
- Doe je er geen suiker bij?
Ik wil geen suiker.
Suiker is wateroplosbaar.
Mijn vriend gebruikt geen suiker.
Hij houdt van koffie zonder suiker.
We hebben geen suiker.
Wil je wat suiker?
Hun suiker is op.
Ik ben vergeten suiker te kopen.
Hoeveel suiker is gezond?
Heb je suiker?
Ik heb een slappe suikeroplossing gemaakt.
Kan ik een kopje suiker lenen?
Je bloedsuikers bewegen niet.
Suiker verving honing als zoetstof.
Zij heeft suiker en zout verwisseld.
Ik kan geen koffie drinken zonder suiker.
- Had u graag suiker en melk?
- Had je graag suiker en melk?
- Hij houdt van koffie zonder suiker drinken.
- Hij drinkt graag koffie zonder suiker.
Tom mengt bloem met suiker.
- Een koffie met koffieroom en suiker, alstublieft.
- Een koffie met koffieroom en suiker, alsjeblieft.
Wilt u suiker of melk?
Voeg een beetje suiker en room toe.
Wij drinken onze thee met suiker.
Mag ik alsjeblieft de suiker?
Doe geen suiker in de koffie.
- Hoeveel suiker heb je gekocht?
- Hoeveel suiker hebben jullie gekocht?
- Hoeveel suiker hebt u gekocht?
- Mag ik uw bloedsuiker meten?
- Mag ik je bloedsuiker meten?
Neem me niet kwalijk maar kunt u voor mij de suiker pakken?