Examples of using "“ben" in a sentence and their dutch translations:
Waarom ik?
Ik ben Tom.
Ik ben.
Ik was ontroerd.
Ik ben Hongaars.
Ik ben Fins.
Ik ben Italiaans.
Ik ben gek.
Ik kom uit Kashgar.
Ik ben Ricardo.
Ik ben Antonio.
Ik ben gescheiden.
Ik kom uit Hongarije.
Ik ben Tom.
Ik zat vast.
Ik ben slim.
Ik ben Anthony.
Ik kan spreken.
Ik ben een Brit.
Ik kom van hier.
- Ik geef les.
- Ik onderwijs.
- Ik ben ziek.
- Ik ben ongezond.
Ik ben Amerikaans.
- Ik ben een vrouw.
- Ik ben een persoon.
- Ik ben arts.
- Ik ben geneesheer.
- Ik ben dokter.
- Ik ben een dokter.
Ik ben niet aardig, ik ben genadig.
- Ik ben student.
- Ik ben een student.
Ik ben aan het dutten.
Ik ben lang.
Ik kom uit China.
Ik ben Amerikaans.
- Ik ben atheïst.
- Ik ben een atheïst.
Dat zou ik doen.
Dat zou ik niet doen.
Ik ben ingenieur.
Ik moest overgeven.
Ik kom uit Singapore.
- Ik ging akkoord.
- Ik heb ingestemd.
Ik ben op dieet.
Ik ben een vrouw.
Ik ben de laatste.
Ik ben leraar.
Ik had geen rooie cent.
- Ik ben vegetariër.
- Ik eet geen vlees.
- Ik eet liever geen vlees, ik ben vegetariër.
Ik heb autisme,
Ik hoor bij een generatie...
Maar ik,
- Ik ben getrouwd.
- Ik ben gehuwd.
Ik ben hier weg.
Ik volg niet.
Ik ben onvolledig.
Ik kom uit Kyoto.
Ik ben op het balkon.
Ik kon niet in slaap raken.
Ik was ontroerd.
Ik betaal wel.
Ik ben Anton.
Ik ben belangrijk.
Ik ben lui.
Ik ben Chinees.
Ik spreek.
Ik ben in Londen.
Ik heb verstopping.
- Ik ben zwanger.
- Ik ben in verwachting.
- Ik heb bloedarmoede.
- Ik heb anemie.
Ik kan het niet herinneren.
Ik ben bedroefd.
Ik had geluk.
- Ik ben student.
- Ik ben een student.
Ik werd ontslagen.
Ik ben gezond.
Ik kan zwemmen.
- Ik ben niet op mijn gemak.
- Het zit me niet lekker.
Ik weet het zeker.
Ik was in de bergen.
Laat mij betalen.
Ik ben rechtshandig.
Ik ben mooi.
Ik ben wanhopig.
Ik ben oud.
Ik ben daar.