Examples of using "Llamo" in a sentence and their dutch translations:
Mijn naam is Nanfu.
Mijn naam is Hisashi.
Ik heet Yamada.
Mijn naam is Farshad.
Mijn naam is haas.
Mijn naam is Andrea.
- Mijn naam is Wang.
- Ik ben Wang.
- Ik heet Wang.
Ik heet Tom.
Ik heet Jack.
Ik heet Sara.
Ik heet Hopkins.
Ik heet Sasha.
Ik heet Ricardo.
Mijn naam is Emily.
Ik bel je later.
Mijn naam is Sally.
Ik heet Juan.
- Ik zal je morgen bellen.
- Ik bel je morgen.
"Ik heet Allusine Jalloh." "Ik heet Momoh Alpha Kamara."
Ik noem hem Mike.
Mijn naam is Henry.
Ik heet Stuart Duncan,
Mijn naam is Edgar Degas.
Ik bel de politie.
Ik heet Tanaka Itsjiro.
Ik noem hem Mike.
Mijn naam is niet Tom.
Ik heet John.
Ik bel je wanneer ik aankom.
"Ik heet Lamin Bangura,
"Mijn naam is Sahr Morsay."
Ik heet Tamako, en jij?
Ik noem dit de Kinetische Stad.
Ik heet Tamako, en jij?
- Ik heet Ricardo, en jij?
- Ik heet Ricardo, en u?
Hoi, ik heet Ken Saitou.
"Ik heet Patrick Christian Kargbo."
- Ik bel je later terug.
- Ik bel je later.
Ik bel je binnen een week.
Als ik je paspoort vind, zal ik je roepen.
- Ik heet Kyril, aangenaam kennis te maken.
- Mijn naam is Cyrille, aangenaam kennis te maken.
Als ik ze bel, neemt er niemand op.
Ik roep de jongen, en hij komt.
Ik ben een vrouw, ik heet Eva.
tot wat ik drie stille revoluties noem.
Als ik je paspoort vind, zal ik je roepen.
Wacht een ogenblik. Ik zal Jimmy eens bellen.
- Mijn naam is Tom.
- Ik heet Tom.
Ik bel vanavond om zeven uur.
Mijn naam is Ludwig.
- Mijn naam is Yamada.
- Ik heet Yamada.