1. Home
  2. Translation in context
  3. Spanish-Dutch
  4. Catalán

Translation of "Catalán" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Catalán" in a sentence and their dutch translations:

- ¿Hablas catalán?
- ¿Habla usted catalán?

- Spreekt u Catalaans?
- Spreek jij Catalaans?

¿Hablas catalán?

Spreek jij Catalaans?

No hablo catalán.

Ik spreek geen Catalaans.

¿Habla usted catalán?

Spreekt u Catalaans?

El catalán se habla en Andorra.

Het Catalaans wordt gesproken in Andorra.

España se llama "Espanya" en catalán.

Spanje wordt "Espanya" genoemd in het Catalaans.