Examples of using "自動車を" in a sentence and their dutch translations:
Hij wast zijn auto.
Tracy heeft een huis en een auto.
Ik kan me niet veroorloven een auto te kopen.
Kunt u autorijden?
- Hij kan geen auto kopen.
- Hij is niet in staat een auto te kopen.
Dan maakt graag modelauto's.
Hij kan geen auto kopen.
Deze fabriek produceert 500 auto's per dag.
Hij kan geen auto kopen.
en ze willen hun gehele wagenpark koolstofvrij maken.
Ik heb een auto.
Ik heb een auto.
- Mag ik uw auto lenen?
- Mag ik je auto lenen?
- Mag ik jullie auto lenen?
- Kunt u autorijden?
- Kun je autorijden?
Ge kunt niet te oplettend zijn bij het besturen van een auto.