Examples of using "入って。" in a sentence and their dutch translations:
Komt u binnen!
Kom binnen.
- Kom binnen!
- Komt u binnen!
Wat zit erin?
- Kom binnen!
- Kom binnen.
- Bezet!
- Het is bezet.
Laten we hier in gaan.
Vind je het leuk?
- Kan ik binnenkomen?
- Mag ik binnenkomen?
- Wat zit erin?
- Wat bevat het?
- Hij ging de kamer binnen.
- Hij kwam de kamer binnen.
- Kan ik binnenkomen?
- Mag ik binnenkomen?
Maria kwam binnen.
Kom binnen.
- Kom binnen!
- Ga naar binnen.
Ik pak wat water uit mijn fles.
Er zitten zo veel harsoliën in.
Je mag niet binnenkomen.
Zie je die stukjes noot?
Laten we zien wat we kunnen vinden.
Kom binnen. Het is koud buiten.
Ik ga een bad nemen.
Je kan het bad voor mij gebruiken.
Hij ging de kamer binnen.
- Vind je het leuk?
- Vinden jullie het leuk?
Ik vind deze show leuk.
- Hij ging de kamer binnen.
- Hij kwam de kamer binnen.
- Kan ik binnenkomen?
- Mag ik binnenkomen?
Ik vind het leuk.
Er zit een haar in mijn soep.
Mag ik binnenkomen?
- Ik zit nu in bad.
- Ik ben nu een bad aan het nemen.
- Ik ben aan het baden.
Wat heb je in je zak?
Een paar jongens kwamen het klaslokaal binnen.
Kom in de kamer.
Ik hoop dat het u zal bevallen.
Tom neemt een bad.
Blijf uit mijn kamer.
Dit glas bevat water.
- Tom werd depressief.
- Tom raakte depressief.
- Tom is depressief geworden.
Ben je medisch verzekerd?
De emmer zit vol met water.
Er zit een barst in het glas.
Een warm bad en dan naar bed.
- Ik zit in bad.
- Ik ben een bad aan het nemen.
- Ik ben aan het baden.
In deze camera zit geen film.
Wat zit erin?
Ik heb een levensverzekering.
Wat zit er in de doos?
- Ik hoorde je niet binnenkomen.
- Ik hoorde u niet binnenkomen.
Heeft u iets zonder alcohol?
Ze kwam binnen met glunderende ogen.
Ze is tevreden met de jurk.
Ik wil je om een grote gunst vragen.
Kom binnen alstublieft.
Kom binnen!
Deze doos bevat appels.
De fles is gevuld met water.
Een paar jongens kwamen het klaslokaal binnen.
Ik voel me op mijn gemak in deze kamer.
Ben je tevreden met je nieuwe werk?
kwam er een landarbeider binnen.
De informatie staat in een bestand op mijn computer.
Ze kwam binnen met tranen in de ogen.
Hij was een van de uitverkorenen.
Er zitten zes appels in de doos.
De tweede gang bevat vlees.
- Ik ben nu een bad aan het nemen.
- Ik zit nu net in bad.
Wat zit er in deze tas?
- In de koffer was niets op vuile kleren na.
- In de koffer zaten alleen vuile kleren.
Het huis staat leeg.
Ze is blij met haar nieuwe jurk.
Hij viel plotseling in slaap.
Terwijl ik in bad zat, belde de telefoon.
Deze doos is leeg. Er zit niets in.
Ze houdt van de tekening op het bord.
- Komt u binnen, de deur is open.
- Kom binnen, de deur is open.
Er zitten veel soorten snoep in de schaal.
Ik was een bad aan het nemen toen de telefoon ging.
Er zitten zo veel harsoliën in. Dat houdt het wel een tijdje gaande.
Maar er zitten een hoop voedingsstoffen in.
MW: Als je te lang wakker in bed blijft liggen,
Er zaten veel boeken in die doos.