Translation of "元気？" in Dutch

元気？

Is alles goed?

- 元気ですか。
- お元気ですか。

- Hoe gaat het met je?
- Hoe maak je het?

- 元気出して。
- 元気を出せよ。

Kop op!

- 元気ですよ。あなたは？
- 元気です、貴方は？
- 元気よ。ありがとう。あなたも元気？

- Goed, en met u?
- Goed, dank u. En met u?

- 元気出して。
- 元気を出せよ。
- 元気出せよ。
- 元気出しなよ。
- 爽やかに行こうぜ‼︎

Kop op!

- 彼女は元気ですか。
- 彼女は元気？

Is ze gezond?

元気よ。ありがとう。あなたも元気？

- Goed, en met u?
- Goed, dank u. En met u?

お元気で！

- Veel geluk.
- Succes.
- Veel succes!
- Toi toi toi!

やあ！元気？

Hé, hoe gaat het met je?

やあ、元気？

- Hé, hoe gaat het met je?
- Hoi, hoe gaat het?

- 元気だよ、君は？
- 元気だよ。そっちはどう？

Het gaat goed met me. En met jou?

- 奥様はお元気ですか。
- 奥さんはお元気？

Hoe gaat het met uw echtgenote?

やあ、ビル。元気？

Hoi, Bill. Hoe gaat het?

元気ですか。

Alles OK met jou?

- 妹さんは元気？
- お姉さんはお元気ですか。

Hoe gaat het met je zus?

- 奥様はお元気ですか。
- 君のかみさん元気？

- Hoe gaat het met je vrouw?
- Hoe gaat het met uw echtgenote?

- 元気よ、ありがとう。
- ありがとう。元気です。

Ik ben in orde, dank je.

元気だよ、君は？

Het gaat goed met me. En met jou?

お元気ですか。

Hoe gaat het met u?

- やあ！元気？
- こんにちは、お元気ですか？
- どうも、元気か？
- こんにちは、如何ですか？

Hé, hoe gaat het met je?

- おかげさまで元気です。
- ありがとう。元気です。

- Ik ben oké, dank je.
- Ik ben in orde, dank je.

- 元気ですか。
- 元気？
- ご機嫌いかがですか。
- ご機嫌いかが？
- お元気ですか。
- 調子はどう？

Hoe maak je het?

- ご家族はお元気ですか。
- ご家族はお元気ですか？

Hoe is het met uw familie?

やあジョン元気かい？

Hallo John! Hoe gaat het?

私も元気ですよ。

Met mij gaat het ook goed.

- 元気ですか。
- 元気？
- 君はどうだい？
- ご機嫌いかがですか。
- ご機嫌いかが？
- お元気ですか。

- Hoe gaat het?
- Hoe gaat het met je?
- Hoe gaat het ermee?
- Hoe gaat het met u?
- Hoe gaat het met jullie?

- 僕は今日は元気がない。
- 今日は元気が出ないんだ。

Ik heb geen energie vandaag.

- 元気出して。
- 元気を出せよ。
- ファイトだ。
- 爽やかに行こうぜ‼︎

- Hou moed!
- Kop op!
- Houd de moed erin!
- Hou de moed erin!

家族一同元気です。

Mijn hele familie maakt het goed.

元気よ、ありがとう。

Met mij gaat het goed, dank u.

彼女は元気ですか。

Gaat het goed met haar?

元気でやってるよ。

Mij gaat het goed.

- トム、ごきげんいかがですか。
- トム、元気ですか。
- 元気ですか、トム？

Hoe gaat het, Tom?

- 調子はどうですか。
- 元気ですか。
- どう？近ごろ。
- お元気ですか。

- Hoe gaat het?
- Hoe gaat het met je?
- Hoe gaat het ermee?
- Hoe gaat het met u?
- Hoe gaat het met jullie?

元気ですよ。あなたは？

Goed, dank u. En met u?

奥様はお元気ですか。

Hoe gaat het met je vrouw?

彼は元気そうだった。

Hij zag er goed uit.

ご両親は元気ですか。

Hoe gaat het met je ouders?

どうも、お元気ですか？

- Goedemorgen, hoe maakt u het?
- Hoi, hoe gaat het?

元気？旅行は良かった？

- Hoe gaat het met u? Hebt u een goede reis gehad?
- Hoe gaat het met je? Heb je een goede reis gehad?

彼はまだ元気盛んだ。

Hij is nog steeds vol met energie.

トムは元気そうだった。

Tom zag er goed uit.

僕は今日は元気がない。

Ik heb geen energie vandaag.

ご家族はお元気ですか？

Hoe is het met uw familie?

昔のような元気はない。

Ik ben niet zo jong als vroeger.

トムは元気を取り戻した。

Tom stuiterde terug.

彼女はものすごい元気。

Ze is overactief.

- メアリーは元気？
- メアリーはどうしてる？

Hoe is het met Maria?

あの人は元気な老人です。

Hij is een vrolijke oude man.

お父さんはお元気ですか？

Hoe gaat het met je vader?

こんにちは、お元気ですか。

- Goedemorgen, hoe maakt u het?
- Hé, hoe gaat het met je?
- Hoi, hoe gaat het?

ありがとう、私も元気です。

Dank u, met mij gaat het goed.

私はなぜか夜の方が元気だ。

Om de één of andere reden ben ik 's nachts levendiger.

- トムは元気してる？
- トムは大丈夫？

Gaat het goed met Tom?

- 元気よ、ありがとう。
- 結構です。

- Met mij gaat het goed, dank u.
- Ik ben oké, dank je.
- Ik ben in orde, dank je.

こんにちは、ミミさん！どう、元気？

Hoi Mimi! Hoe gaat het?

こんにちは、スーザン。お元気ですか。

Dag Susan. Hoe gaat het?

- 調子はどうですか。
- 調子いいですか。
- 大丈夫ですか？
- 元気ですか。
- 元気？
- 大丈夫？

Ben je oké?

どっちの食べ物で 元気を出す？

Dus welke snack denk je... ...geeft ons een boost?

私は子供のころは元気だった。

Ik was een gezond kind.

- 元気ですよ。あなたは？
- うん、君は？

- Goed. En jij?
- Goed. En u?

- 私は大丈夫です。
- 私は元気です。

Het gaat goed met mij.

- がっかりしないで。
- 元気出せよ。

Kop op!

- 調子はどうですか。
- 元気ですか。

Hoe gaat het met u?

トムのおばあさんは元気そうです。

- Toms grootmoeder ziet er gezond uit.
- De grootmoeder van Tom lijkt gezond te zijn.

彼のおばあさんは元気そうです。

Zijn grootmoeder ziet er gezond uit.

父はまもなく元気になるだろう。

Mijn vader zal vlug weer gezond zijn.

俺は元気さ。お前らはどうなんだ？

- Goed. En u?
- Met mij gaat het prima. En met jullie?

- 元気がなくなった。
- がっくりだよ。

- Ik heb de moed verloren.
- Ik verloor de moed.

あなたはとても元気そうですね。

Je ziet er erg goed uit.

- お元気ですか。ずいぶん長い間お会いしていません。
- お元気ですか。お久しぶりですね。

Hoe gaat het met je? Ik heb je al tijden niet gezien.

- 大丈夫ですよ。
- 私は大丈夫です。
- 私は元気です。
- 元気でやってるよ。
- 大丈夫だ。
- 私は大丈夫。

Mij gaat het goed.

今は まあまあ元気にやっています

Op dit moment gaat het vrij goed met me.

- 皆さんはお元気？
- 皆はいかがですか？

Hoe gaat het met iedereen?

猫が死んでから彼女は元気がない。

Ze is ongelukkig sinds haar kat gestorven is.