Examples of using "もちろん" in a sentence and their dutch translations:
- Zeker.
- Natuurlijk.
- Zeker!
- Jazeker.
- Jawel.
- Uiteraard!
- Zeker weten!
- Spreekt voor zich.
- Dat spreekt vanzelf.
- Maar natuurlijk!
- Zeker!
- Natuurlijk!
- Jawel.
- Uiteraard!
- Zeker weten!
- Maar natuurlijk!
- Natuurlijk!
- Jawel.
- Uiteraard!
- Natuurlijk!
- Jawel.
- Uiteraard!
- Maar natuurlijk!
- Zeker!
- Natuurlijk!
- Precies!
- Zonder twijfel.
- Jawel.
- Uiteraard!
- Inderdaad!
- Zeker weten!
- Maar natuurlijk!
Absoluut.
- Natuurlijk mag dat.
- Natuurlijk, ga je gang.
Natuurlijk ga ik.
Natuurlijk, ga je gang.
natuurlijk.
Natuurlijk moet dat.
Absoluut, heb ik al gedaan.
- Natuurlijk, hij heeft gelijk.
- Natuurlijk heeft hij gelijk.
- Blijkbaar niet!
- Klaarblijkelijk niet!
Nee, natuurlijk niet.
Natuurlijk is er ook het leven in zee,
"Is het goed als ik met jullie meega?" "Natuurlijk!"
Op papier was ik natuurlijk genezen:
Natuurlijk is er veel uitgeprobeerd --
"Is het goed als ik met jullie meega?" "Natuurlijk!"
met of zonder autisme, natuurlijk.
Natuurlijk zei ik ja, want Costa Rica is niet alleen mooi,
En dan heb je medelijden met ze, het zijn immers je kinderen,
Het is natuurlijk veel makkelijker om het eens te zijn over de Eiffeltoren
Ik ging er vanuit dat u zou meegaan.
Hij gaf ons niet alleen kleding, maar ook wat geld.
Natuurlijk herinner ik me het nieuws best goed.
Hij kan niet lopen, laat staan rennen.
Het is geweldig om de standaardtestcores te doen stijgen.
- "Mag ik erbij komen?" "Tuurlijk."
- "Mag ik meedoen?" "Ja hoor."
„Hou je van slangen?” „Natuurlijk niet.”
Ik begon natuurlijk met mijn eigen school.
Maar beelden zijn natuurlijk meer dan alleen grafische pictogrammen.
"Geloof jij dat liefde ook zonder een lichamelijke verhouding tot stand kan komen?" "Ja, natuurlijk. Al hang het waarschijnlijk wel van de ander af."
- Hij is onbetwistbaar de oudste man in het dorp.
- Hij is zonder twijfel de oudste man in het dorp.