Examples of using "Eszem" in a sentence and their dutch translations:
Ik eet brood.
Ik eet chocolade.
Ik eet fruit.
Ik eet brood.
- Ik ben aan het eten.
- Ik eet.
Ik eet brood.
Ik eet een stuk fruit.
- Ik eet een peer.
- Ik ben een peer aan het eten.
Ik eet een banaan.
Ik eet geen vlees.
Ik eet geen vlees.
Ik eet geen varkensvlees.
Ik eet een appel.
Ik eet brood.
Ik eet fruit.
Ik eet bananen.
Ik eet tofoe.
Ik ben rijst aan het eten.
Ik eet noedels.
- Ik eet niet.
- Ik ben niet aan het eten.
Ik eet kaas.
Ik eet peren.
Ik eet alleen.
Ik eet brood.
Ik eet chocolade.
- Ik eet rijst.
- Ik ben rijst aan het eten.
- Ik ben aan het eten.
- Ik eet.
Ik eet langzaam.
- Ik eet rijst.
- Ik ben rijst aan het eten.
- Ik ben vegetariër.
- Ik eet geen vlees.
- Ik eet liever geen vlees, ik ben vegetariër.
- Ik eet een appel.
- Ik ben een appel aan het eten.
Ik eet met broerlief.
Ik eet hier vaak.
Ik eet geen oesters.
Ik eet geen varkensvlees.
Ik eet geen fruit.
Ik eet geen vis.
Ik eet een peer.
Ik eet nooit vlees.
Ik eet hier elke dag.
Ik eet niet veel vlees.
Ik eet rijst.
Ik eet te veel vlees.
Ik eet helemaal geen varkensvlees.
Ik eet fruit en drink water.
Ik eet brood.
Ik eet fruit.
Ik ga het klokhuis van de appel niet opeten.
Ik denk alleen aan jou.
Ik eet meestal rijst met stokjes.
Ik eet vruchten omdat ik honger heb.
Ik eet toast met boter en confituur.
Ik eet meestal veel.
Ik eet geen peren.
- Ik eet niet zo veel vlees.
- Ik eet niet veel vlees.
Iemand reageerde op een berichtje: "Ik zal nooit meer spek eten."
Als niemand de koekjes wil eten, zal ik ze nemen.
Ik eet hier.
Dat maakt me gek.