Examples of using "Asun" in a sentence and their dutch translations:
Ik woon in Hyogo.
Ik woon in een appartement.
Ik woon in Japan.
Ik woon in Boston.
- Ik woon hiernaast.
- Ik woon ernaast.
Ik woon in Helsinki.
Ik woon in Japan.
Ik woon alleen.
Ik woon in Osaka.
Ik woon in Boston.
Ik woon in een appartement.
Ik woon in een hotel.
Ik woon in Miami.
Ik woon in Antalya.
Ik woon in Honolulu.
Ik woon in Luxemburg.
Ik woon in Hongarije.
Ik woon in Athene.
Ik woon in Belfast.
Ik woon hier.
- Ik woon bij mijn ouders.
- Ik woon samen met mijn ouders.
Ik woon nu in Boston.
Ik woon ook in Boston.
Ik woon dicht bij de dijk.
- Ik woon bij mijn ouders.
- Ik woon samen met mijn ouders.
- Ik woon in deze wijk.
- Ik woon in deze buurt.
Ik woon hier in de buurt.
- Nu woon ik hier.
- Ik woon nu hier.
- Ik woon in de Andromedanevel.
- Ik woon in het Andromedastelsel.
Ik woon in dit hotel.
Ik woon in een appartement in de stad.
Ik woon hier.
Ik woon in Tasjkent.
Ik woon in een zeer rustige buurt.
De stad waar ik woon is relatief klein.
Ik woon bij de zee, dus ik ga vaak naar het strand.
Ik woon op de vijfde verdieping.
"Waar woon jij?" "Ik woon in Tokio."
Ik woon nu in Helsinki, maar ik kom oorspronkelijk uit Kuopio.
- Het huis waar ik woon is niet zo groot.
- Het huis waarin ik woon is niet erg groot.
Ik woon in een stad, maar mijn ouders wonen op het platteland.
Ik woonde een paar jaar geleden in Tokio, maar nu woon ik in Kyoto.