Examples of using "時間がありません。" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb geen tijd.
Ik heb geen tijd.
Ik heb geen tijd om het uit te leggen.
Ik heb geen tijd om te lezen.
- Ben je overmorgen vrij?
- Bent u overmorgen vrij?
- Zijn jullie overmorgen vrij?
- We hebben echt geen tijd.
- Wij hebben echt geen tijd.
Ik heb geen tijd.
Ik heb geen tijd om tv te kijken.
Ik heb geen tijd om te lezen.