Examples of using "みんな" in a sentence and their dutch translations:
Iedereen is gelukkig.
Waar is iedereen?
Iedereen glimlachte.
Iedereen wachtte.
Iedereen droomt.
Vertel het aan iedereen.
Ge zijt allemaal lafaards.
Iedereen houdt van Mac.
- Iedereen was stil.
- Ze waren allemaal stil.
- Zij waren allemaal stil.
- Ze waren allen stil.
- Zij waren allen stil.
Is iedereen gelukkig?
Iedereen is uniek.
Zijn jullie niet moe?
Iedereen is het met je eens.
Wat denken jullie?
Iedereen liegt.
Iedereen is hetzelfde.
Iedereen heeft zich verzet.
Ge zijt allemaal lafaards.
Tijd om te groeien, mensen.
dat ze eindelijk de top hadden bereikt.
- Alles is uitverkocht!
- Alles is verkocht.
Ik vind ze allemaal leuk.
Iedereen was gelukkig.
Zijn jullie echt OK?
Luisterde iedereen?
Iedereen denkt hetzelfde.
Jongens! Luister nu eens.
Ik herinner me iedereen.
Iedereen lachte hem uit.
Iedereen lacht me uit!
- We zijn allemaal blij.
- We zijn allemaal gelukkig.
Iedereen lachte, behalve Tom.
Waar heeft iedereen het over?
Met uitzondering van mij was iedereen uitgenodigd.
Iedereen lachte.
Niemand vindt het leuk.
Houdt iedereen van muziek?
Ik denk dat iedereen dat weet.
Iedereen had een goed jaar.
Totoro maakt met iedereen vrienden.
Sadako glimlachte naar hen.
Iedereen mag haar graag.
Ik heb al mijn vrienden uitgenodigd.
Iedereen is tegen mij.
- Waarom lacht iedereen?
- Waarom is iedereen aan het lachen?
Zijn alle zwanen wit?
Ik denk dat iedereen honger heeft.
en de allerbelangrijkste kwestie,
We willen allemaal redenen hebben.
Alle kabinetsleden waren aanwezig.
Alle mannen zijn ijverig.
Laten we feesten.
Iedereen haat Tom.
Zing mee.
- Hij staat op goede voet met zijn klasgenoten.
- Hij staat op goede voet met zijn klasgenootjes.
Judy is aardig tegen iedereen.
Jullie zijn allemaal lafbekken.
Jongens zijn allemaal stom, nietwaar.
- Iedereen houdt van hem.
- Hij is door iedereen graag gezien.
- Iedereen mag hem.
Heeft iedereen een potlood?
"We gaan allemaal dood, Susie," zei hij.
Iedereen spreekt goed over hem.
- Iedereen wacht op je.
- Iedereen wacht op u.
- Iedereen wacht op jullie.
Iedereen noemt hem Jeff.
Iedereen houdt van muziek.
- Iedereen houdt van hem.
- Iedereen mag hem.
Zijn jullie allemaal klaar om te gaan wandelen?