Examples of using "« bonjour »" in a sentence and their dutch translations:
- Goedemorgen!
- Goedemorgen.
- Hallo.
- Hoi.
- Dag!
- Hallo!
- Hi!
- Hé!
- Hai!
- Goedendag!
Goedendag!
Hoi, schatje.
- Goedemorgen juffrouw!
- Hallo jongedame!
- Hallo, dokter!
- Goedemorgen, dokter!
- Goedemorgen dames.
- Goedemorgen, dames.
Goedemorgen, slaapkop!
Hallo, vreemdeling.
Goedemorgen schat.
"Bonjour."
Hallo.
Goedemorgen!
- Goedemiddag!
- Goedemiddag.
Goedemorgen!
- Hallo allemaal!
- Hallo, iedereen!
Goeiemorgen allemaal.
(Publiek) Hallo.
Hallo, Namaskar!
- Goedemorgen juffrouw!
- Hallo jongedame!
Hallo!
- Nogmaals hallo.
- Hallo, alweer.
Dag mevrouw.
- Hallo, dokter!
- Goedemorgen, dokter!
Hallo.
Wat een sfeer!
Zeg hallo.
Hallo, dokter!
Goedemorgen, Mike.
Dag Majk!
Hallo papa!
Goedendag, schat.
Hoi, schatje.
Groetjes uit Amsterdam!
Goedemorgen, meneer.
- Hallo.
- Hoi.
- Dag!
- Hallo!
- Hé!
- Hai!
- Groeten!
- Goedendag.
- Goedemorgen juffrouw!
- Hallo jongedame!
Goedendag, professor!
Goedendag, meneer!
Goedemorgen prinses.
Hallo, Hanako.
Goedemorgen mevrouw!
Hallo, Maria.
Hoi, Lisa!
Hallo ouder!
- Goeiemorgen allemaal.
- Goedemorgen iedereen.
- Goeiemorgen allemaal.
- Goedemorgen allemaal!
Hallo, ik ben Nancy.
Goedemorgen, hoe maakt u het?
- Hallo allemaal!
- Hallo, iedereen!
Goedemorgen!
- Goedendag, zei Tom glimlachend.
- Goeiemorgen, zei Tom glimlachend.
Goed, vrienden. Hallo.