Examples of using "Música" in a sentence and their dutch translations:
Ik luister naar muziek.
Ik luister naar muziek.
Ik luister naar muziek.
Ik heb over muziek gesproken.
We luisteren naar muziek.
Zij houden van muziek.
Luister naar de muziek.
Ik luister naar muziek.
Er was muziek.
Ik luister naar muziek.
Laten we wat muziek luisteren.
Hou je van muziek?
Wij hebben muziek nodig.
Hou je van muziek?
- Ken je dit liedje?
- Kent u dit liedje?
- Kennen jullie dit liedje?
Hou je van muziek?
Hou je van muziek?
Ik hou van muziek, in het bijzonder van klassieke muziek.
- Ze houden van dat lied.
- Ze houden van dit lied.
Hij houdt van muziek.
Hou je van muziek?
Ik hou van muziek.
- We studeren muziek.
- Wij bestuderen muziek.
We houden van muziek.
Laten we naar wat muziek luisteren.
Ik studeer muziek.
Ik luisterde naar muziek.
Ze houden van muziek.
De muziek stopte.
Muziek is liefde.
Ik heb over muziek gesproken.
Muziek verenigt.
Ik heb over muziek gesproken.
Luister naar de muziek.
Iedereen houdt van muziek.
- Ik vind dit nummer niet leuk.
- Ik vind dit liedje niet leuk.
Ik hou van klassieke muziek.
Wat muziek betreft, welke soort muziek hoor jij graag?
Ik hou van dit liedje.
Er is geen leven zonder muziek.
Wie zingt dit liedje?
Mijn hobby is muziek beluisteren.
Dit is mijn lievelingsliedje.
- Ben je geïnteresseerd in muziek?
- Ben je in muziek geïnteresseerd?
- Interesseer je je voor muziek?
Muziek is universeel.
Hou je van muziek?
Nancy houdt van muziek.
- Dit is mijn lievelingsliedje.
- Het is mijn lievelingsliedje.
- Ze begrijpt muziek.
- Zij begrijpt muziek.
Wie zingt dit liedje?
Tom luistert naar muziek.
Ik luister countrymuziek.
Zij haat countrymuziek.
Vind je dat liedje leuk?
Hij sprak over muziek.
Ik hou van popmuziek.
Componisten maken muziek.
- Tom zong een lied.
- Tom zong een liedje.
- Tom heeft over muziek gesproken.
- Tom praatte over muziek.
Ik begrijp de muziek niet.
Hij speelt muziek.
- Mijn moeder houdt van muziek.
- Mijn moeder is gek op muziek.
Ik hou ook van muziek.
Tomás was naar muziek aan het luisteren.
Ik hou niet van muziek.
Ik geniet van muziek.
- Ik ben dol op muziek.
- Ik ben gek op muziek.
Tom houdt van dat lied.
Ik ben dol op deze romantische muziek.
Mijn dochter houdt van muziek.
Hij was naar muziek aan het luisteren.
Ik luister graag naar muziek.
Tom haat countrymuziek.
Ken je dat lied?
Ken je dit liedje?
Ik ben Keltische muziek aan het luisteren.
- Laten we dat lied nog een keer beluisteren.
- Laten we nog een keer naar dat lied luisteren.
Ik hou van Oostenrijkse muziek.
Ik luister graag naar klassieke muziek.
Ik hou van dit liedje.
Muziek is de universele taal.
Muziek is de universele taal.
Hij luisterde naar muziek op zijn kamer.
Muziek is een deugd voor de oren.
Zing alsjeblieft een liedje.