Examples of using "Todo" in a sentence and their dutch translations:
Iedereen kent iedereen.
Iedereen wint.
Iedereen gaat dood.
- Dit is allemaal van jou.
- Het is allemaal voor u.
- Iedereen verandert.
- Ieder mens verandert.
Iedereen schreeuwde.
Iedereen wachtte.
Ik ben een en al oor.
Iedereen liegt.
Ik heb al het geld uitgegeven.
Het is niet alle dagen zondag.
Waar is iedereen?
Iedereen sterft uiteindelijk.
Iedereen kent hem.
Overal op de planeet...
Overal op de planeet...
Iedereen weet dat.
Iedereen heeft gebreken.
Iedereen lachte hem uit.
Ren je iedere dag?
Eet je spinazie helemaal op.
Iedereen doet dat.
- Studeert u elke dag?
- Studeren jullie elke dag?
- Leert u iedere dag?
Iedereen is geschokt.
- Dat is iedereen opgevallen.
- Iedereen heeft dat gemerkt.
Tom kent iedereen.
Iedereen hield van Tom.
Vertel het aan iedereen.
Iedereen haat me.
Hij is helemaal voor jou.
Ik ren elke dag.
- In alle woordenboeken staan fouten.
- Alle woordenboeken bevatten fouten.
Al het begin is moeilijk.
Ik kijk iedere dag televisie.
Iedereen wil gaan.
Iedereen is aan het eten.
Iedereen is er.
Het heeft de hele dag gesneeuwd.
Ieder mens is sterfelijk.
Ik zwem bijna elke dag.
- Al het begin is moeilijk.
- Alle begin is moeilijk.
Iedereen kent je.
Ik maak elke dag lunch.
Vertel het me. Ik ben een en al oor.
Ik hou van je met heel mijn hart.
- Iedereen negeerde Tom.
- Iedereen heeft Tom genegeerd.
- Ze denkt constant aan hem.
- Ze denkt de hele tijd aan hem.
Hij heeft de hele dag lang gewerkt.
Ik walg van al dat exhibitionisme!
Iedereen verlangt naar geluk.
Allerlei dieren.
Overal bezinksel.
Het regende de ganse dag zonder ophouden.
- Iedereen wacht op je.
- Iedereen wacht op u.
- Iedereen wacht op jullie.
Alle melk was gemorst.
Ze speelt elke zondag tennis.
- Ze speelt iedere dag tennis.
- Iedere dag speelt ze tennis.
Iedereen spreekt een taal.
Ik ga elk jaar.
Iedereen wil gelukkig zijn.
Iedereen haat Tom.
Begrijpt iedereen het?
Het regende gisteren de hele dag.
Zij speelde elke zondag tennis.
- Het viel iedereen op.
- Iedereen merkte het op.
Niet ieder dier is goed.
Iedereen droomt.
- Iedereen vindt je leuk.
- Iedereen vindt u leuk.
- Iedereen vindt jullie leuk.
Alles stopte.
Iedereen applaudisseerde.
Iedereen weet het.
Iedereen is vertrokken.
Iedereen lachte.
Iedereen houdt van geld.
Er waren tien eieren in totaal.
Elke inspanning verdient een beloning.
Iedereen kent de wet.
Ik lunch elke dag.
Ze reisde over heel de wereld.