Examples of using "Schwamm" in a sentence and their dutch translations:
Ik zwom.
- Daar kun je naar fluiten!
- Dat kun je op je buik schrijven!
- Dat kun je vergeten!
- Vergeet het maar!
Hij zwom.
- Zij zwom.
- Ze zwom.
Thomas zwom.
Maria zwom.
Tom zwom.
Ach, zand erover.
Hij is als een spons.
Een spons neemt water op.
Hij zwom de rivier over.
- Wie heeft er gezwommen?
- Wie zwom er?
Tom zwom.
De spons zuigt het water op.
Zo snel mogelijk naar boven.
- Ik hield erg van zwemmen.
- Ik genoot ervan om te zwemmen.
- Ik zwom sneller toen ik jong was.
- Ik kon harder zwemmen toen ik jonger was.
En dan keert het zich om en is erg bang.
Ze zeggen dat hij erg rijk was.
Ik kon harder zwemmen toen ik jonger was.
Toen zag je de haai aan de rand zwemmen en haar geur oppikken. En ik dacht: o nee, dit is weer...
- Ik zwom sneller toen ik jong was.
- Ik kon harder zwemmen toen ik jonger was.