Examples of using "Gerade" in a sentence and their dutch translations:
- Hij studeert.
- Hij is aan het studeren.
Er gebeurt iets.
Zit recht!
Het is nu het seizoen voor aardbeien.
Moeder doet nu aan tennis.
- Ik ben aan het koken.
- Ik ben nu aan het koken.
- Ik kook nu.
Ze is net vertrokken.
Het is nu het seizoen voor aardbeien.
- Tom zit nu in bad.
- Tom neemt een bad.
Ik ben net overvallen geweest.
Hij is aan het eten.
Hij zwemt nu.
Ik ben aan de telefoon.
- Ik ben nu aan het koken.
- Ik kook nu.
Regent het nu?
Ik lees.
- Ze eet.
- Ze is aan het eten.
Ik ben aan het leren.
- Ik ben nu een bad aan het nemen.
- Ik zit nu net in bad.
Ik was aan het hoesten.
Tom praat.
- Ik ben nu aan het eten.
- Ik eet nu.
Tom is aan het slapen.
Tom is nu aan het vissen.
Ik ben aan het dansen.
- Ze zijn nu aan het koken.
- Ze koken nu.
- Naoko is nu aan het zwemmen.
- Naoko zwemt op dit moment.
Ik ben aan het praten.
- Tom leest.
- Tom is aan het lezen.
- Ik slaap.
- Ik ben aan het slapen.
- Ik was aan het spelen.
- Ik speelde.
We zijn aan het barbecueën.
Suni is aan het spelen.
Hij staat onder de douche.
Het is aan het regenen.
Er gebeurt iets.
Er was een bliksemflits.
- Tom zit nu in bad.
- Tom neemt een bad.
- Ik ben net wakker.
- Ik ben net wakker geworden.
Ik ben net aangekomen.
- Jij neuriet.
- Jullie neuriën.
Ze eten hun appels.
Even keer oneven is even, oneven keer oneven is oneven.
We zijn zonet begonnen.
Maria, wat ben je aan het doen?
Sam, wat ben je aan het doen?
Ik ben hier net aangekomen.
Mary is net thuisgekomen.
Hij is net teruggekomen.
- Waar ging je heen?
- Waar ging je naartoe?
Ik eet noedels.
Ik ben nu bezig.
Ze staan op het punt weg te gaan.
Ik heb zojuist ontbeten.
Ze was thee aan het maken.
- Hij slaapt waarschijnlijk.
- Waarschijnlijk slaapt hij.
- We gingen honkbal spelen.
- We gingen baseball spelen.
Tom is net vertrokken.
Ze is net vertrokken.
- Ze zijn net vertrokken.
- Zij zijn net vertrokken.
- Ze zijn net weggegaan.
- Zij zijn net weggegaan.
Tom is net aangekomen.
Recht je rug!
Ik ben net opgestaan.
Hij is net teruggekomen.
Mijn vrouw is nu aan het koken.
Ze zijn zojuist aangekomen.
Ik ben net aangekomen.
- Ik heb net gedoucht.
- Ik heb net een douche genomen.
- Ik heb alleen maar een douche genomen.
Ze heeft net gebeld.
Wat doe je?