Translation of "Outside" in Dutch

- Look outside!
- Look outside.

Kijk maar naar buiten.

- Stay outside!
- Stay outside.

Blijf buiten!

- Someone's outside.
- Someone is outside.

Er staat iemand buiten.

- Tom's outside.
- Tom is outside.

Tom is buiten.

- It snows outside.
- It's snowing outside.

Het sneeuwt buiten.

- Is it hot outside?
- Hot outside?

Heet buiten?

- Don't cry outside.
- No crying outside.

Huil niet buiten.

- I will wait outside.
- I'll wait outside.
- I'll be waiting outside.

Ik zal buiten wachten.

Go outside.

- Buiten!
- Wegwezen!
- Eruit!

Come outside.

Kom naar buiten.

They're outside.

- Ze staan buiten.
- Zij staan buiten.

Step outside.

- Ga naar buiten.
- Stap naar buiten.

Wait outside.

Wacht buiten.

I'm outside.

Ik ben buiten.

Hot outside?

Heet buiten?

- It is dark outside.
- It's dark outside.

Het is donker buiten.

- It is cold outside.
- It's cold outside.

Het is koud buiten.

- I'll wait outside.
- I'll be waiting outside.

Ik zal buiten wachten.

- I will wait outside.
- I'll wait outside.

Ik zal buiten wachten.

- I'm waiting outside.
- I am waiting outside.

Ik sta buiten te wachten.

- It's all dark outside.
- It's totally dark outside.
- It's pitch black outside.

- Het is buiten pikzwart.
- Het is buiten pikdonker.

- It's all dark outside.
- It's totally dark outside.

- Het is buiten pikzwart.
- Het is buiten pikdonker.
- Het is helemaal donker buiten.

- Can I go outside?
- May I go outside?

Mag ik naar buiten?

Outside the US,

Buiten de VS,

Tom slept outside.

- Tom sliep buiten.
- Tom heeft buiten geslapen.

Go exercise outside.

- Ga buiten oefenen.
- Ga buiten trainen.
- Ga buiten sporten.

It's raining outside.

Het regent buiten.

I ran outside.

- Ik rende naar buiten.
- Ik ben naar buiten gerend.
- Ik liep naar buiten.
- Ik ben naar buiten gelopen.

We were outside.

We waren buiten.

Let's talk outside.

Laten we buiten praten!

It snows outside.

Het sneeuwt buiten.

Go back outside.

Ga terug naar buiten.

I'll wait outside.

Ik zal buiten wachten.

I'm going outside.

Ik ga naar buiten.

Tom remained outside.

Tom bleef buiten.

It's snowing outside.

Het sneeuwt buiten.

Let's play outside.

Laten we buiten spelen.

Tom rushed outside.

Tom rende naar buiten.

- It is getting dark outside.
- It's getting dark outside.

Het wordt donker buiten.

- It is still light outside.
- It's still light outside.

- Het is nog klaar buiten.
- Buiten is het nog licht.

- Come inside. It's cold outside.
- Get in. It's cold outside.

Kom binnen. Het is koud buiten.

To the outside world,

Voor de buitenwacht

Children should play outside.

De kinderen zouden buiten moeten spelen.

I hear footsteps outside.

Ik hoor voetstappen buiten.

It seems warm outside.

Het lijkt buiten warm te zijn.

I will wait outside.

Ik zal buiten wachten.

You shouldn't go outside.

Je zou niet naar buiten moeten gaan.

Can you wait outside?

- Kun je buiten wachten?
- Kunnen jullie buiten wachten?

Tom heard something outside.

Tom hoorde buiten iets.

A guard is outside.

Buiten is een bewaker.

Tom is playing outside.

Tom speelt buiten.

Tom is still outside.

Tom is nog steeds buiten.

- Get out.
- Go outside.

Buiten!

May I go outside?

Mag ik naar buiten?

Tom is sitting outside.

Tom zit buiten.

Tom is outside playing.

- Tom speelt buiten.
- Tom is buiten aan het spelen.

- It's cold out there.
- It is cold outside.
- It's cold outside.

Het is koud buiten.

- He lives outside the city.
- He is living outside the city.

Hij woont buiten de stad.

- Tom is playing outdoors.
- Tom is playing outside.
- Tom is outside playing.

Tom speelt buiten.

- Tom is playing outdoors.
- Tom is playing outside.
- Tom is outside, playing.

Tom speelt buiten.

It was pitch black outside.

Het was pikdonker buiten.

It is getting lighter outside.

Buiten wordt het steeds lichter.

He lives outside the city.

Hij woont buiten de stad.

Tom and Mary are outside.

- Tom en Maria staan buiten.
- Tom en Maria zijn buiten.

Come inside. It's cold outside.

Kom binnen. Het is koud buiten.

The taxi is waiting outside.

De taxi staat buiten te wachten.

Come in. It's cold outside.

Kom binnen. Het is koud buiten.

Bring the table outside, please.

Draag alstublieft de tafel naar buiten.

It's getting darker outside now.

Nu wordt het donkerder buiten.

Who locked the dog outside?

Wie heeft de hond buitengesloten?

It's raining outside right now.

Het regent nu buiten.

The birds outside are singing.

De vogels zingen buiten.

Let's go outside and eat.

Laten we gaan eten!